Terug naar de lijst

Lekke band, reservewiel

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Lekke band, reservewiel

In geval van een lekke band

Afhankelijk van de auto, beschikt u over een oppompset voor de banden of een reservewiel (raadpleeg de volgende bladzijdes).
Raad
Auto met een controlesysteem voor bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning (lekken, te lage bandenspanning enz.) verschijnt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel CONTROLESYSTEEM BANDENSPANNING.
WAARSCHUWING
Als u de auto stilzet in de berm van de weg, moet u de andere weggebruikers waarschuwen door middel van de gevarendriehoek of op een andere wijze, volgens de regels van het land waar u bent.
WAARSCHUWING
– Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden.
Auto met een reservewiel dat afwijkt van de andere vier wielen:
  • Monteer nooit meer dan één reservewiel op een auto.
  • Vervang zo snel mogelijk het reservewiel door een wiel dat identiek is aan het originele wiel.
  • Bij tijdelijk gebruik van dit reservewiel, mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan de snelheid die op de sticker op het wiel aangegeven staat.
  • De montage van dit wiel kan het rijgedrag van uw auto veranderen. Voorkom snel optrekken en krachtig remmen en verminder uw snelheid in bochten.
  • Als u sneeuwkettingen moet gebruiken, monteer dan het reservewiel op de achteras en controleer de bandenspanning.
WAARSCHUWING
Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is gevaarlijk als u plotseling moet remmen. Zorg dat het gereedschap na gebruik in de houders ervan wordt teruggeplaatst: risico op letsel.
Als het reservewiel is geleverd met bouten, mag u deze bouten uitsluitend voor het reservewiel gebruiken.
Afhankelijk van de auto zijn er twee opbergmogelijkheden voor het reservewiel:
  • in een houder onder de bodemplaat aan de achterkant van de auto;
  • de bodemplaat aan de achterkant van de auto.

Reservewiel 3

Dit zit in een beugel 5 in de bodem achter in de auto.
Om bij het reservewiel 3 te kunnen komen:
  • Open de klep van de bagageruimte;
  • verwijder de dop 2;
  • draai de moer los met behulp van de wielsleutel 1 die in de bagageruimte is opgeborgen;
  • laat de vergrendeling 5 los door deze bij de hendel 4 vast te pakken;
  • Maak het reservewiel vrij.
Ga als volgt te werk om het wiel 3 in de houderop te bergen
  • Let op dat u het wiel goed terugplaatst in de houder 5, met het ventiel naar beneden.
  • maak de beugel vast met behulp van de handgreep 4 en zet de moer met behulp van de wielmoersleutel 1 vast om het geheel weer te monteren;
  • zorg ervoor dat de houder correct is vergrendeld 5.
Als het niet mogelijk is om de houder 5 opnieuw te bevestigen, is het wiel mogelijk verkeerd geplaatst. In dat geval opent u de beugel, duwt u het wiel zo diep mogelijk in de beugel en sluit u de beugel weer.
WAARSCHUWING
Raak de uitlaat niet aan.
Risico van brandwonden.

Reservewiel 7

Deze bevindt zich onder de bodemplaat aan de achterkant van de auto. In geval van een lekke band en als uw auto is uitgerust met een trekhaak en/of als de bagageruimte geladen is, moet u het reservewiel verwijderen uit de lier door de auto omhoog te krikken, met de krik in het krikpunt het dichtst bij het wiel.
Om bij het reservewiel 7 te kunnen komen:
  • Open de klep van de bagageruimte;
  • verwijder de dop 6;
  • gebruik uitsluitend de wielmoersleutel 1 (door het gebruik van ander gereedschap kan het mechanisme beschadigd raken) om de bevestigingskabel af te rollen. Draai de moer rechtsom los (beweging A); het wiel zakt omlaag naar de grond.
  • trek vanaf de buitenkant van de auto aan het wiel, tot u de handgreep 11 kunt bereiken;
  • draai de handgreep 11 (beweging B) om de kabel uit deel 9 te trekken;
  • til het deel 9 van het wiel 7;
  • verwijder deel 9 via de sleuf 10;
  • zet het wiel rechtop, laat de kabel en het element 8 via de velg lopen en maak zo het wiel vrij.
Het wiel 7 terugplaatsen
Hiervoor moet de kabel zijn afgerold.
  • Zet het wiel rechtop met het ventiel 12 naar u toe gericht.
  • Steek de bevestigingskabel en element 8 door de velg;
  • leg het wiel neer met het ventiel 12 naar de aarde gericht.
  • Voer de kabel in de sleuf 10 tot het midden van het deel 9.
  • Plaats het deel 9 in het wiel 7.
  • Draai de handgreep 11 (beweging D)) om de kabel te vergrendelen.
Schroef vanuit de bagageruimte de moer linksom helemaal vast (beweging C) om de bevestigingskabel op te rollen; let daarbij op dat het wiel horizontaal en de kabel gespannen blijft.
Het uiteindelijk vastzetten moet gebeuren met de sleutel 1 in de horizontale stand.
Plaats de dop 6 terug.
WAARSCHUWING
Als de lekke band breder is dan het reservewiel en u de lekke band op de plaats van het reservewiel plaatst, is de bodemhoogte van de auto minder. Om beschadigingen te voorkomen, moet u voorzichtig over hoge drempels en de stoep af rijden. Bij tijdelijk gebruik van dit reservewiel, mag de rijsnelheid niet hoger zijn dan de snelheid die op de sticker op het wiel aangegeven staat.