Terug naar de lijst

Achteruitrijcamera

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Achteruitrijcamera

Als het contact van de auto wordt ingeschakeld, wordt gedurende ongeveer vijf seconden op het scherm 2 op de voorruit een waarschuwingsbericht weergegeven, waarna het uitzicht achter de auto met de camera 1 wordt weergegeven.
Opmerking: het scherm 2 kan van links naar rechts of van boven naar beneden worden geplaatst.

Bijzonderheden

De camera is uitgerust met een automatische ontwaseming die inschakelt als de temperatuur lager is dan ongeveer 8 °C.
Zorg ervoor dat de camera 1 niet wordt afgedekt (vuil, modder, sneeuw, condens, enz.).
WAARSCHUWING
Deze functie is een (extra) hulpmiddel. De bestuurder moet altijd opletten en blijft verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd bedacht zijn op plotselinge gebeurtenissen tijdens het rijden: let dus bij het manoeuvreren altijd op uw blinde hoek en kijk of daar geen kleine, smalle obstakels (zoals een kind, dier, kinderwagen, fiets, steen, paaltje, enz.) zijn.

Werkzaamheden

Het gezichtsveld van de camera dekt niet het gehele gebied achter de auto, met name de dodehoekzone A.
Bij auto's met de functie Stop and Start blijft de display ingeschakeld als de motor in stand-by staat. FUNCTIE STOP AND START.
Raad
Objecten aan de rand van het scherm 2 kunnen vervormd zijn.
Bij zeer helder licht (sneeuw, auto in de zon, enz.) kan het camerabeeld deels gestoord zijn.
Bij een lage helderheid of slecht weer, kan het beeld op het scherm vervormd zijn.

Uitschakelen van de functie

De display schakelt uit:
  • onmiddellijk nadat de auto in zijn achteruit wordt geschakeld;
  • na 30 seconden nadat het contact is uitgeschakeld.

Afstellen van de display

Toegang tot de helderheidsmodi
Druk meermaals op de knop 6 om een van de vier vooraf ingestelde helderheidsmodi te selecteren:
  • dagmodus;
  • tussenmodus;
  • nachtmodus;
  • zwartmodus: hiermee schort u de display op. Het scherm 2 toont een zwart beeld met het bericht "OFF". Druk nogmaals op de knop 6 om deze modus te verlaten en terug te gaan naar de eerste helderheidsmodus (dagmodus).
Helderheidsmodus aanpassen
Nadat de modus is geselecteerd, drukt u zo vaak als nodig op de knop 5 tot u bij het type instelling bent dat u wilt wijzigen.
  • de helderheid;
  • contrast;
  • kleur
  • RESET: terug naar fabrieksinstellingen.
Druk op de knoppen 3 (+) of 4 (-) om de instelling te wijzigen.
Opmerking : u kunt alleen de eerste drie modi (dag-, tussen- en nachtmodus) instellen.
Raad
Elke keer dat het voertuig wordt gestart, keert de functie terug naar de instellingen die zijn opgeslagen bij de laatste motorstop.

Storingen

Als het systeem een storing ontdekt, licht het waarschuwingslampje B op het scherm 2 tijdelijk op.
Dit kan veroorzaakt zijn door een tijdelijke storing die van invloed is op de camera of het scherm (helderheid, vaste beeld, vertraging gesprek enz.).
Als het waarschuwingslampje blijft branden, moet u een erkende dealer raadplegen.