Inrijden
Inrijden
Auto met sleutel
Dieselmotor
Rijd de eerste 1500 km niet sneller dan 130 km/uur in de hoogste versnelling en houd het toerental onder
2500 tr/min. Daarna kunt u sneller rijden maar pas na 6 000 km zult u over het volle
vermogen van de motor kunnen beschikken.
Trek tijdens het inrijden nooit snel op. Als de motor nog koud is mag u hem in de
lagere versnellingen nooit met een hoog toerental laten draaien.
Onderhoudsbeurten: raadpleeg het onderhoudsboekje van uw auto.
Opmerking: bij een nieuw voertuig in de inrijfase kan het vloeistofpeil hoger zijn dan het MAXI-peil op de tank; later kan dit zakken naar een peil tussen MINI tot MAXI. Dit levert geen risico op.
![](/sites/default/files/uas/nld/X82-3PH2/img_12051_x82ph2_001_1.png)
Stand "Stop en stuurslot" (LOCK 0)
Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur draait, hoort u een klik: de stuurinrichting
is nu vergrendeld.
U zet het stuurslot vrij door het stuur en de sleutel iets heen en weer te bewegen.
Stand "Contact aan" (ON 2)
Contact aan: u kunt alle accessoires (radio enz.) gebruiken.
Stand "Start" (START 3)
Indien de motor niet aanslaat, moet u de contactsleutel terug draaien tot de controlelampjes
uit gaan voor u opnieuw kunt starten. Laat de contactsleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Opmerking: bij een dieselmotor kunnen enkele secondes verstrijken tussen het draaien van de
sleutel en het starten van de motor om de motor voor te verwarmen.