Terug naar de lijst
Dodehoekwaarschuwing
Dodehoekwaarschuwing
Op basis van de informatie van de sensoren aan elke kant van de achterbumper (zone
C), wordt de bestuurder gewaarschuwd:
- wanneer een ander voertuig zich binnen detectiezone A bevindt;
en/of
- als er een risico bestaat op een botsing met een auto in zone B, die sneller rijdt dan uw auto.
De functie waarschuwt als de auto een snelheid heeft van meer dan ongeveer 15 km/u.
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden.
Deze functie kan in geen geval de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder
vervangen; deze moet altijd de controle over zijn auto behouden.
Bijzonderheid
Zorg ervoor dat de radarzone C niet bedekt is (stickers, modder, sneeuw enz.).
Als een radar bedekt is, verschijnt het bericht "Zijsensoren geen zicht" op het instrumentenpaneel. Reinig het gebied waar de sensoren zich bevinden.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem in-/uitschakelen via het multimediascherm 1
Zie de multimedia-instructies voor het in-/uitschakelen van de functie.
Selecteer ON of OFF.
Het systeem in-/uitschakelen via de boordcomputer 2
- Druk met stilstaande auto zo vaak als nodig op de schakelaar 3 om naar de wereld "Instellingen" te gaan;
- druk herhaaldelijk op knop 4 of 5 om het menu "Voertuiginstellingen" te openen. Druk op schakelaar 7OK;
- druk herhaaldelijk op knop 4 of 5 om het menu "RIJHULPSYSTEMEN" te openen. Druk op schakelaar 7OK;
- druk herhaaldelijk op knop 4 of 5 om naar de instelling "Dode hoek" te gaan.
- druk op schakelaar 7OK om de functie te activeren of te deactiveren:
functie ingeschakeld
functie uitgeschakeld.
Druk op de schakelaar 6 om terug te keren naar het vorige menu.
Raad
De detectiecapaciteit van het systeem volgt een standaardrijvakbreedte.
Tijdens het rijden op een smalle rijstrook kan de functie u waarschuwen als er voorbij
de dichtstbijzijnde rijstrook een auto wordt gedetecteerd.
Waarschuwingslampje 8
Op elke buitenspiegel 9 bevindt zich een waarschuwingslampje 8.
Opmerking: maak de buitenspiegels 9 regelmatig schoon zodat de waarschuwingslampjes 8 zichtbaar blijven.
Werkzaamheden
De functie waarschuwt als de snelheid van de auto hoger wordt dan circa 15 km/u en:
- als er zich een auto in de dodehoekzone A bevindt die zich in dezelfde richting verplaatst als uw auto;
- als een auto snel van achteren nadert op een aangrenzende rijstrook binnen de detectiezone B.
Als u een andere auto inhaalt, verschijnt het waarschuwingslampje 8 alleen als die auto lang genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw auto A .
Raad
De functie waarschuwt niet als de andere voertuigen niet bewegen.
Display D
Eerste waarschuwing: richtingaanwijzer niet actief, het waarschuwingslampje 10 geeft aan dat een auto in het gebied van de dode hoek wordt gedetecteerd en/of dat
een auto snel van achteren op een aangrenzende rijstrook nadert.
Raad
Wanneer de motor wordt gestart, blijft vraagt het systeem dezelfde staat als vóór
het uitzetten van het contact op.
Display E
Richtingaanwijzer ingeschakeld, het waarschuwingslampje 10 knippert als de functie een auto in het waarschuwingsgebied van de dode hoek detecteert
en/of een auto snel van achteren nadert aan de kant waarnaar u het stuurwiel gaat
draaien.
Als u de richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de indicator terug naar de eerste
waarschuwing (display D).
Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet werkt
- Tijdens het rijden op een weg met scherpe bochten;
- in omgekeerde volgorde.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die door het systeem wordt herkend, verschijnt
het bericht "Aanhanger: dodehoekwaarschuwing uit" op het instrumentenpaneel om te
melden dat de functie niet operationeel is.
Raadpleeg uw erkende dealer voor het kiezen van de uitrusting die aangepast is aan
uw auto.
Storingen
Wanneer het systeem een fout opmerkt, verschijnt de melding "Controleer zijsensoren" op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg voor de exacte gegevens de merkdealer.
Raad
Vanwege de sensoren achter de bumper is het raadzaam om werkzaamheden aan de bumper
(reparatie, vervangen, lakwerk, enz.) te laten uitvoeren door een vakman.
WAARSCHUWING
- De detectiecapaciteit van het systeem volgt een standaardrijvakbreedte. Als u op een breed rijvak rijdt, kan het systeem geen auto's detecteren in de dode hoek.
- Bij zeer slechte weersomstandigheden (hevige regenval, sneeuw, enz.) kan het systeem tijdelijk worden verstoord. Let op de rijomstandigheden.
Kans op ongevallen.
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd
de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen
van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een
antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
- In geval van een botsing kan de uitlijning van de radar worden gewijzigd, waardoor deze niet meer naar behoren werkt. Schakel de functie uit en neem contact op met een erkende dealer.
- Alle werkzaamheden in de buurt van de radars (reparaties, vervangingen, enz.) moeten door een vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een erkende dealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen,
zoals:
- complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant enz.);
- slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enz.).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en neemt u contact op met een
erkende dealer.
WAARSCHUWING
Beperkingen voor de werking van het systeem
- De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen.
- Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem herkend.
- In een bocht kunnen de radars soms tijdelijk geen auto's detecteren in de aangrenzende rijstroken.
- De waarschuwing komt wellicht laat, als twee andere voertuigen in de aangrenzende rijstroken u naast elkaar van achteren naderen, met een veel hogere snelheid dan uw auto (op een weg met drie rijstroken).
- Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto's rijden met een snelheid die aanzienlijk verschilt van de uwe.
- Als de auto door een lang voertuig wordt ingehaald (bijv. een vrachtwagen die inhaalt met een soortgelijke snelheid als de auto) onderbreekt het systeem mogelijk de waarschuwing vóór het einde van het manoeuvre.
- De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit indien:
- Het radargebied is beschadigd (achterbumper);
- De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.