Terug naar de lijst

STARTEN, STOPPEN VAN DE MOTOR

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Stand St: “Stop en stuurslot”

Als u de sleutel uit het slot trekt en het stuur draait, hoort u een klik: de stuurinrichting is nu vergrendeld.

Bij het vrijzetten van het stuurslot draait u het stuur iets heen en weer bij het verdraaien van de sleutel.

Stand “Accessoires” A

Het contact staat af maar de accessoires, bijvoorbeeld de radio, kunnen worden gebruikt.

Stand “Contact aan” M

Het contact staat aan.

Stand D: “Starten”

Starten van de motor

- Druk het rempedaal in;

- zet de versnellingshendel uitsluitend in stand P;

- draai de sleutel tot de stand D en laat deze los.

Het lampje READY kan knipperen op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal. Zodra het lampje READY blijft branden en het geluidssignaal stopt, is de auto klaar om te rijden.

Zet nooit het contact uit voordat de auto compleet stilstaat. Door het stilzetten van de motor is er geen bekrachtiging meer van Als de motor niet meer draait, is er geen stuur- en rembekrachtiging meer. Ook werken veiligheidsvoorzieningen zoals airbags en gordelspanners niet meer.

Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto

Laat nooit, zelfs niet eventjes, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier in de auto achter als u deze verlaat.

Ze kunnen zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten, organen te bedienen zoals bijvoorbeeld de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen.

Bovendien kan bij warm en/of zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel oplopen.

LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.

De auto kan alleen gestart worden als het laadsnoer losgekoppeld is.