Terug naar de lijst

Ruitenwissers

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Ruitenwissers

Ruitenwisser/-sproeier voor

Raad
De werking van een ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbladen. Hun levensduur hangt van u af:
  • houd de bladen schoon: reinig de bladen en de ruit regelmatig met water en zeep;
  • gebruik ze niet op een droge ruit;
  • maak ze los van de ruit als ze lange tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra de werking afneemt; ongeveer eens per jaar RUITENWISSERBLADEN: VERVANGING.
Voorzorgen bij het gebruik van de wissers
Wanneer er zich obstakels op de voorruit bevinden (vuil, sneeuw, ijs...), maakt u de voorruit (inclusief de centrale zone achter de binnenspiegel) schoon voordat u de ruitenwissers inschakelt (risico op oververhitting van de motor).
Als een obstakel de beweging van een blad verhindert, kan dat blad stoppen met wissen. Verwijder het obstakel en schakel de ruitenwisser opnieuw in met de ruitenwisserschakelaar.
WAARSCHUWING
Voordat u iets aan de voorruit doet (wassen van de auto, ontdooien of reinigen van de voorruit enz.) zet u de schakelaar 1 in stand B (uit).
Risico op letsel en/of schade.
WAARSCHUWING
Controleer bij werkzaamheden onder de motorkap of de schakelaar van de ruitenwisser in stand B (uit) staat.
Verwondingsgevaar
Met het contact aan, verplaats de schakelaar 1.
A
een enkele wisbeweging.
Door kort te drukken maakt de ruitenwisser één wisbeweging.
B
uitschakelen.
C
wissen met intervallen.
De wissers vegen met tussenpozen van enkele seconden. De duur van het interval is te regelen door de ring 2 te draaien.
  • Dlangzaam continu wissen.
  • Esnel continu wissen.
Raad
De standen C en D zijn toegankelijk met contact aan. De stand E is uitsluitend toegankelijk bij draaiende motor.

Bijzonderheid

Tijdens het rijden gaat de wisser langzamer werken als de auto stopt. Van snel continu wissen naar langzaam continu wissen.
Zodra de auto weer gaat rijden, beginnen de wissers weer met de oorspronkelijk ingestelde snelheid te werken. Elke actie op de schakelaar 1 overschrijft en annuleert de automatische functie.

Auto's met functie automatisch wissen

Verplaats met draaiende motor de schakelaar 1.
A
een enkele wisbeweging.
Door kort te drukken maakt de ruitenwisser één wisbeweging.
B
uitschakelen.
C
automatisch wissen
In deze stand signaleert het systeem water op de voorruit en schakelt het wissen in met een aangepaste wissnelheid. De inschakeldrempel van het wissen en de duur van het interval is te regelen door de ring 2 te verdraaien:
  • F: minimumgevoeligheid;
  • G: maximale gevoeligheid;
Raad
De stand D is toegankelijk met contact aan. De standen C en E zijn uitsluitend toegankelijk bij draaiende motor.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te sneller reageren de ruitenwissers en wordt de frequentie van het wissen verhoogd.
Opmerking:
  • de regensensor heeft enkel een ondersteunende functie. Bij beperkte zichtbaarheid moet de bestuurder zijn ruitenwisser handmatig inschakelen. Bij mist of sneeuwval werkt de ruitenwisser niet altijd automatisch en blijft deze onder uw controle;.
  • Bij temperaturen onder nul wordt automatisch wissen niet ingeschakeld wanneer de auto wordt gestart. Deze functie wordt automatisch ingeschakeld wanneer de auto sneller rijdt dan een bepaalde snelheid (ongeveer 8 km/uur).
  • Schakel automatisch wissen niet in bij droog weer.
  • Ontdooi de voorruit volledig voordat u het automatisch wissen inschakelt;
  • wanneer u de auto door een wasstraat rijdt, moet u de schakelaar 1 in ruststand B zetten om het automatisch wissen uit te zetten.
  • Dlangzaam continu wissen.
  • Esnel continu wissen.
Opmerking: er is een onderhoudsstand voor het vervangen van de ruitenwisserbladen.
In deze stand kunnen de bladen worden opgetild om ze van de voorruit te verwijderen.
Dit kan nuttig zijn:
  • de bladen reinigen;
  • de bladen losmaken van de voorruit bij winterweer;
  • de bladen vervangen.
Duw met het contact aan en de motor uit, de schakelaar 1 van de ruitenwissers helemaal naar de onderste (stand E). De ruitenwisser stopt in een stand RUITENWISSERBLADEN: VERVANGING iets boven de motorkap.

Storingen

Bij een storing van het automatisch wissen, schakelt de ruitenwisser over op wissen met intervallen. Roep de hulp in van een merkdealer.
De werking van de regensensor kan worden verstoord bij:
  • beschadigde ruitenwissers: door een waterlaagje of sporen van de ruitenwisser in de detectiezone van de sensor kan de reactiesnelheid van het automatisch wissen vertragen of kan de frequentie van het wissen verhogen;
  • barsten of scheuren in de voorruit in de buurt van de sensor, stof, vuil, insecten of rijm op de voorruit of het gebruik van reinigingswas of waterafstotende producten; De ruitenwisser zal minder gevoelig zijn of zelfs helemaal niet reageren.

Ruitensproeier

Contact aan, trek de schakelaar 1 naar u toe.
Door een korte actie komt de ruitensproeier in werking en maakt de ruitenwisser één wisbeweging.
Door een lange druk komt de ruitensproeier in werking en maakt de ruitenwisser drie wisbewegingen, en na enkele seconden nog een vierde.

Ruitenwisser/-sproeier van de achterruit

Achterruitwisser

Raad
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de achterklep te openen of te sluiten.
Raad
De werking van een ruitenwisserblad
Let op de staat van de ruitenwisserbladen. Hun levensduur hangt van u af:
  • houd de bladen schoon: reinig de bladen en de ruit regelmatig met water en zeep;
  • gebruik ze niet op een droge ruit;
  • maak ze los van de ruit als ze lange tijd niet zijn gebruikt.
Vervang ze in elk geval zodra de werking afneemt; ongeveer eens per jaar RUITENWISSERBLADEN: VERVANGING.
Voorzorgen bij het gebruik van de wissers
  • Maak, als het vriest of sneeuwt, de achterruit schoon voordat u de ruitenwisser aanzet (de motor kan oververhitten).
  • zorg dat niets de beweging van de wisser hindert.
WAARSCHUWING
Controleer bij werkzaamheden onder de motorkap, of de schakelaar van de ruitenwisser in de stand uit staat.
Verwondingsgevaar
WAARSCHUWING
Voordat u iets aan de voorruit doet (wassen, ontdooien, reinigen, enz.), zet u de schakelaar 1 in de stand uit.
Risico van verwonding en/of beschadigingen.
Draai met ingeschakeld contact aan de ring 3 op de schakelaar 1 totdat het symbool is uitgelijnd met de markering 2 staat.
Om de werking te stoppen, draait u de ring 3 weer in de stand UIT.
Opmerking: als u de auto door een wasstraat rijdt, moet u de ring 3 van de schakelaar 1 in ruststand zetten om het automatisch wissen uit te zetten.
Houd u aan de gebruiksvoorschriften.

In-/uitschakelen van de achterruitwisser

Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt het intervalwissen van de achterruit ingeschakeld (als de ruitenwissers van de voorruit werken). Als uw auto is uitgerust met een menu om de auto-instellingen te personaliseren, kunt u deze functie in- of uitschakelen. Raadpleeg de multimedia-instructies.
Voor auto's die niet zijn uitgerust met een menu om de instellingen te personaliseren, kunt u de functie laten deactiveren door een merkdealer.
Wanneer er zich obstakels op de achterruit bevinden (vuil, sneeuw ...), probeert de ruitenwisser alle obstakels weg te wissen.
Als een obstakel de beweging van het blad verhindert, kan het blad stoppen. Verwijder het obstakel, wacht ongeveer 30 seconden en schakel de ruitenwisser opnieuw in met de schakelaar voor het wissen.

Voorzorgsmaatregelen

  • Controleer bij vorst voordat u de ruitenwisser inschakelt of het ruitenwisserblad niet is vastgevroren op de ruit. Als u de ruitenwisser bedient terwijl het blad geblokkeerd is door vorst, bestaat het risico dat zowel het blad als de motor van de ruitenwisser beschadigd raken.
  • Activeer de ruitenwissers niet op een droge ruit. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage of beschadiging van de wisserbladen.

Ruitenwisser/-sproeier van de achterruit

Duw met het contact aan lang tegen de schakelaar 1 en laat vervolgens los.
Als u de schakelaar langer ingedrukt houdt, wordt de achterruitsproeier ingeschakeld en maakt de achterruitwisser drie wisbewegingen, en na enkele seconden nog een vierde.