Kinderveiligheid
Kinderveiligheid
Algemeen
Vervoer van kinderen
U dient zich te houden aan de wetgeving van het land waarin u zich bevindt.
Het kind moet, net als een volwassene, altijd correct zitten en zijn vastgemaakt,
ongeacht het traject. U bent verantwoordelijk voor de kinderen die u vervoert.
Een kind is geen minivolwassene. Het is blootgesteld aan risico op specifieke verwondingen,
omdat de botten en spieren nog niet volledig ontwikkeld zijn. Een autogordel alleen
is niet geschikt voor het vervoeren van kinderen. Gebruik een goedgekeurd kinderzitje
en zorg ervoor dat u het correct gebruikt.
WAARSCHUWING
Als u wilt voorkomen dat de portieren worden geopend, gebruikt u de functie "Kinderslot"
PORTIEREN OPENEN EN SLUITEN.
WAARSCHUWING
Een botsing met 50 km/u komt overeen met een val van 10 meter hoogte.
Het niet vastmaken van een kind is hetzelfde als het laten spelen op een balkon zonder
balustrade op de vierde verdieping!
Houd een kind nooit in uw armen.
Bij een ongeluk zal u het niet kunnen tegenhouden, zelfs niet als u zelf in uw gordel
vastzit.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u het kinderzitje vervangen
en de gordels en de ISOFIX-verankeringen laten controleren.
WAARSCHUWING
Verantwoordelijkheid van de bestuurder tijdens het parkeren of stoppen van de auto
Laat nooit, ook niet heel even, een kind, een afhankelijke volwassene of een dier
in de auto achter als u deze verlaat.
Het kan zichzelf of anderen in gevaar brengen door bijvoorbeeld de motor te starten,
door organen te bedienen zoals bijvoorbeeld de ruitbediening, of de portieren te vergrendelen.
Bovendien kan bij warm, zonnig weer de temperatuur in het interieur heel erg snel
oplopen.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.
Gebruik van een kinderzitje
De bescherming die het kinderzitje biedt is afhankelijk van zijn capaciteit om het
kind vast te houden en van de installatie ervan. Door een verkeerde installatie komt
de bescherming van het kind in gevaar bij krachtig remmen of een botsing.
Controleer nadat u een kinderzitje koopt, of het voldoet aan de wettelijke eisen van
het land waar u zich bevindt en of het gemonteerd kan worden in uw auto. Raadpleeg
een merkdealer om te weten welke zitje geadviseerd worden voor uw auto.
De voorschriften voor het vervoer van kinderen zijn specifiek voor elk land. Het gebruik
van een kinderzitje tijdens het vervoer is afhankelijk van de leeftijd en/of de grootte
en/of het gewicht van het kind.
Voor kinderen die geen kinderzitje nodig hebben: zorg ervoor dat de veiligheidsgordel
correct is afgesteld en vastgemaakt.
Houd u in elk geval aan de voorschriften van het land waarin u zich bevindt.
Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de
instructies. Neem, bij problemen met het installeren, contact op met de fabrikant
van de uitrusting. Bewaar de gebruiksaanwijzing bij het zitje.
Raad
Geef het goede voorbeeld door uw gordel vast te maken en leer uw kind:
- om de veiligheidsgordel goed om te doen;
- om altijd aan de tegenoverliggende zijde van het verkeer in en uit de auto te stappen.
Gebruik geen tweedehands kinderzitje of zonder gebruiksaanwijzing.
Let op dat niets in de buurt van het kinderzitje de installatie ervan belemmert.
WAARSCHUWING
Laat een kind nooit onbewaakt achter in de auto.
Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld
en aangepast. Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte tussen de riemen kan ontstaan
AUTOGORDELS.
Zorg ervoor dat uw kind zijn hoofd of armen niet uit het raam kan steken.
Controleer regelmatig de juiste houding van het kind, met name als het slaapt.
keuze van het kinderzitje
Kinderzitje “achterstevoren”
![](/sites/default/files/uas/nld/BCB/img_10004_dhn_013_1.png)
Het hoofd van een baby is, naar verhouding, zwaarder dan dat van een volwassene en
de nek is zeer kwetsbaar. Vervoer het kind zo lang mogelijk in deze stand (minstens
tot het 2 jaar is). Zo worden het hoofd en de nek ondersteund.
Kies een omhullend zitje voor een betere bescherming opzij en vervang het zodra het
hoofd van het kind boven het kuipzitje uitsteekt.
Kinderzitjes “vooruit”
![](/sites/default/files/uas/nld/BCB/img_10004_dhn_014_1.png)
Maximaal 18 kg of 4 jaar, het kind mag in een voorwaarts gerichte zitje reizen. Kies
het juiste zitje voor het kind: hoofd en buik zijn de meest kwetsbare lichaamsdelen.
Een vooruit geplaatst kinderzitje dat stevig in de auto is vastgezet, vermindert het
risico dat het kind zijn hoofd stoot. Vervoer uw kind in een vooruit geplaatst zitje
met een harnas als de lengte van het kind dat toelaat.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zijdelingse bescherming.
Zittingverhogers
![](/sites/default/files/uas/nld/BCB/img_10004_dhn_015_1.png)
Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op een zittingverhoger waarmee de autogordel
kan worden aangepast aan zijn lichaamsbouw. De zitting van de verhoger moet geleiders
hebben die de gordel over de heupen van het kind en niet over de buik laat lopen.
Een in hoogte verstelbare rugleuning met een gordelgeleider wordt geadviseerd om de
gordel op het midden van de schouder te plaatsen. Deze mag nooit over de hals of over
de armen lopen.
Kies voor een kuipzitje voor een betere zijdelingse bescherming.
keuze van de bevestiging van het kinderzitje
Er zijn twee bevestigingssystemen voor kinderzitjes: met de autogordel of met het
ISOFIX-systeem.
Bevestiging met de autogordel
De autogordel moet worden afgesteld om goed te kunnen werken bij krachtig remmen of
bij een botsing.
Laat de gordel lopen zoals de fabrikant van het kinderzitje voorschrijft.
Controleer altijd de vergrendeling van de autogordel door eraan te trekken en zet
hem daarna zo strak mogelijk door op het kinderzitje te drukken.
Controleer of het zitje goed vastzit door het zitje naar links/rechts en naar voren/achteren
te bewegen: het zitje moet stevig vast blijven zitten.
Controleer of het kinderzitje niet dwars is geïnstalleerd en niet tegen een ruit rust.
WAARSCHUWING
Gebruik het kinderzitje niet als de autogordel daardoor kan losraken: de basis van
het zitje mag niet op de gesp en/of vergrendeling van de veiligheidsgordel rusten.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel mag nooit losgemaakt worden of gedraaid zijn.
Laat de gordel nooit onder de arm of achter de rug lopen.
Controleer of de gordel niet beschadigd is door scherpe randen.
Als de autogordel niet normaal werkt, kan deze het kind niet beschermen.
Ga naar een merkdealer.
Gebruik deze zitplaats niet zolang de gordel niet is gerepareerd.
Bevestiging met het ISOFIX-systeem
Goedgekeurde ISOFIX kinderzitjes zijn gestandaardiseerd volgens de huidige regelgeving als één van de
vier onderstaande gevallen van toepassing is:
- Universeel ISOFIX 3-punts vooruit;
- Semi-universeel ISOFIX 2-punts;
- voertuigspecifiek;
- i-Size voorzien van een van de volgende onderdelen:
- een riem die aan de derde ring van de betreffende stoel wordt vastgemaakt;
- of een steun die op de vloer van de auto rust, geschikt voor de goedgekeurde stoel i-Size, met als bedoeling te voorkomen dat het kinderzitje beweegt bij een botsing.
Controleer in het laatste geval of uw kinderzitje geïnstalleerd kan worden door de
lijst van geschikte auto's te raadplegen.
WAARSCHUWING
Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het systeem: (gordels, ISOFIX, stoelen en de bevestigingen ervan).
Bevestig het kinderzitje met de ISOFIX-grendels als het deze heeft. Het ISOFIX systeem garandeert een gemakkelijke, snelle en veilige montage.
Het ISOFIX-systeem bestaat uit twee ringen en, in sommige gevallen, een derde ring.
WAARSCHUWING
De ISOFIX-verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX-systeem.
Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere voorwerpen op deze verankeringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX verankeringen laten controleren en het kinderzitje vervangen.
WAARSCHUWING
nadat u een ISOFIX-kinderzitje installeert dat u hebt gekocht voor een andere auto, moet u nagaan of
het geïnstalleerd mag worden. Raadpleeg de lijst van de fabrikant van het zitje met
de auto's waarin het zitje gebruikt mag worden.
![](/sites/default/files/uas/nld/BCB/img_11031_hcb_002_1.png)
De twee ringen 1 bevinden zich tussen de rugleuning en de zitting van de stoel en zijn te herkennen
aan de markering
.
![](/sites/default/files/uas/nld/BCB/img_11031_hcb_003_1.png)
De derde ring 4 wordt gebruikt voor het vastmaken van de bovenste riem van bepaalde kinderzitjes.
2 op sommige kinderzitjes.
Achterstoelen
De bovenste riem 2 moet tussen de rugleuning en de hoedenplank worden geleid. Hiervoor verwijdert u
de hoedenplank BAGAGERUIMTE, HOEDENPLANK.
Bevestig de haak 3 op een van de ringen 4 gemarkeerd met het symbool
.
Zitplaats voorin passagier
![](/sites/default/files/uas/nld/BCB/img_11031_hcb_004_1.png)
Bevestig de haak 3 van de bovenste riem 2 aan de ring 4 geïdentificeerd door het pictogram
.
Alle zitplaatsen
Trek aan de bovenste riem 2 zodat de rugleuning van het kinderzitje strak tegen de rugleuning van de autostoel
aanligt.
WAARSCHUWING
De ISOFIX-verankeringen mogen alleen gebruikt worden voor kinderzitjes met het ISOFIX-systeem. Bevestig nooit andere kinderzitjes, noch de gordel of andere voorwerpen
op deze verankeringspunten.
Controleer of niets in de weg zit bij de verankeringspunten.
Als uw auto betrokken is geweest bij een verkeersongeluk, moet u de ISOFIX verankeringen laten controleren en het kinderzitje vervangen.
WAARSCHUWING
Controleer of de rugleuning van het vooruit geplaatste kinderzitje goed tegen de rugleuning
van de stoel in de auto is geplaatst. In dit geval rust het kinderzitje niet altijd
op de zitting van de stoel in de auto.
WAARSCHUWING
U moet de riem van het kinderzitje aan de bijbehorende ring bevestigen.
Installatie van het kinderzitje, algemeen
Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kinderzitjes bevestigd worden.
De schema’s op de bladzijden KINDERZITJES geven aan waar een kinderzitje gemonteerd kan worden.
WAARSCHUWING
Monteer het kinderzitje bij voorkeur op een zitplaats achterin.
Controleer of het kinderzitje of de voeten van het kind het goed vergrendelen van
de voorstoel niet belemmeren VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING.
Controleer of het kinderzitje, door het installeren ervan in de auto, niet loskomt
van het onderstel.
Als u de hoofdsteun moet verwijderen, berg deze dan goed op zodat deze niet in een
projectiel kan veranderen bij krachtig remmen of een botsing.
Maak het kinderzitje altijd goed vast aan de auto, ook als het niet in gebruik is,
zodat het niet in een projectiel kan veranderen bij krachtig remmen of een botsing.
De genoemde types kinderzitjes zijn niet overal leverbaar. Controleer, nadat u een
ander kinderzitje gebruikt, bij de fabrikant of het gemonteerd kan worden.
Aan de voorkant
Het vervoer van een kind op de plaats van de voorpassagier is niet in alle landen
toegestaan. Raadpleeg de relevante wetgeving en volg de aanwijzingen op het diagram.
nadat u een kinderzitje op deze plaats installeert (indien dit toegestaan is)
- zet de autogordel zo ver mogelijk naar beneden;
- schuif de stoel zo ver mogelijk naar achteren;
- zet de rugleuning enigszins schuin (ongeveer 25°);
- zet de zitting, indien mogelijk, zo ver mogelijk omhoog.
Zet de hoofdsteun van de stoel steeds volledig omhoog zodat deze het kinderzitje niet
hindert HOOFDSTEUNEN VOOR.
Als het kinderzitje is geïnstalleerd en als dit mogelijk is, verplaatst u de autostoel
indien nodig naar voren (voor de nodige ruimte op de achterste zitplaatsen voor de
passagiers of andere kinderzitjes). Een kinderzitje dat achterstevoren staat, mag
het dashboard niet raken of niet in maximale naar voren geschoven positie staan.
Wijzig de andere afstellingen niet meer na het installeren van het kinderzitje.
WAARSCHUWING
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL: nadat u een kinderzitje achterstevoren op deze stoel plaatst, moet u controleren
of de airbag is uitgeschakeld PASSAGIERDETECTIESYSTEEMKINDERVEILIGHEID.
Op de zitplaats achter aan de zijkant
Een reiswieg wordt dwars in de auto geïnstalleerd en neemt ten minste twee zitplaatsen
in beslag. Plaats het hoofd van het kind richting de binnenkant van de auto.
Om een kinderzitje achterstevoren te installeren, zet u de voorstoel van de auto zo
ver mogelijk naar voren. Zet daarna de voorstoel zo ver mogelijk terug zonder dat
deze tegen het kinderzitje komt.
Voor de veiligheid van het vooruit geplaatste kind:
- verplaats de stoel waarin het kind zal zitten zo ver mogelijk naar achteren;
- Zet de stoel vóór het kind naar voren en stel de positie van de rugleuning in om contact tussen de stoel en de benen van het kind te vermijden.
WAARSCHUWING
Controleer of het kinderzitje of de voeten van het kind het goed vergrendelen van
de voorstoel niet belemmeren VOORSTOELEN ZONDER ELEKTRISCHE VERSTELLING.
Verwijder in ieder geval de hoofdsteun van de stoel achter waarop het kinderzitje
is geplaatst HOOFDSTEUN ACHTER. Zet de achterstoel indien nodig zo ver mogelijk naar achteren. Dit moet gebeuren
nadat u het kinderzitje plaatst. Controleer of het kinderzitje goed tegen de rugleuning
van de achterstoel rust.
WAARSCHUWING
Installatie van de zittingverhoger (groep 2 of 3)
Controleer of de veiligheidsgordel AUTOGORDELS correct werkt (oprolt).
Stel de veiligheidsgordel als volgt af:
- plaats de schouderriem op de schouder van het kind zonder dat deze de nek raakt;
- plaats de heupgordel zo dat deze plat op de dijen en tegen het bekken ligt.
Pas indien nodig de stand van de autostoel aan.
WAARSCHUWING
Monteer het kinderzitje bij voorkeur op een zitplaats achterin.
Als u een zitje ISOFIX wilt installeren op de stoel linksachter, maakt u de centrale veiligheidsgordel met
de hand los voordat u de vergrendelingen inschakelt.
Op middelste zitplaats achter
Controleer of de gordel geschikt is voor de bevestiging van uw kinderzitje. Ga naar
een merkdealer.
WAARSCHUWING
Een kinderzitje met een vloersteun mag nooit worden geïnstalleerd op de middelste
zitplaats achterin.
LEVENSGEVAAR OF GEVAAR VAN ERNSTIG LETSEL.