Accu: pechhulp
Accu: pechhulp
Om vonkvorming te voorkomen:
- Controleer of alle stroomverbruikers (plafondverlichting, enz.) zijn uitgeschakeld voordat u de accu losmaakt of aansluit;
- schakel de acculader uit voordat u deze aansluit op of losmaakt van de accu;
- plaats geen metalen voorwerpen op de accu, dit kan kortsluiting veroorzaken tussen de accupolen;
- wacht minstens vijf minuten na het uitschakelen van de motor voordat u de accukabels losmaakt;
- sluit de accukabels weer aan nadat u alles terug hebt geplaatst.
WAARSCHUWING
Zet altijd het contact uit als u iets gaat doen onder de motorkap CONTACTSLOT BIJ AUTO'S MET EEN SLEUTEL.CONTACTSLOT BIJ AUTO'S MET EEN KAART.
Aansluiting van een acculader
De lader moet compatible zijn met een accu met nominale spanning van 12 volt.
Ontkoppel de accu niet wanneer de motor draait. Houd u aan de voorschriften van de fabrikant van de acculader.
WAARSCHUWING
Voor sommige accu’s gelden bijzonder laadvoorschriften. Ga naar uw merkdealer.
Voorkom elk risico op een vonk die onmiddellijk een explosie tot gevolg zou kunnen
hebben. Zorg dat het opladen in een goed geventileerde ruimte plaatsvindt.
Gevaar van ernstige verwondingen.
WAARSCHUWING
De accu bevat zwavelzuur. Vermijd daarom contact met de ogen, de huid of kleding.
Bij onverhoopt contact spoelen met veel water. Indien nodig een arts raadplegen.
Houd open vuur, hete voorwerpen en vonken weg van de accu-onderdelen (explosiegevaar).
Let op bij werkzaamheden dicht bij de motor, deze kan nog warm zijn. Bovendien kan
de ventilateurmotor onverwacht gaan draaien. Het waarschuwingslampje in de motorruimte herinnert u hieraan.
Verwondingsgevaar
Starten met starthulpkabels
Als u voor het starten de accu van een andere auto moet gebruiken, koop dan de startkabels
(met groot oppervlak) bij een merkdealer of controleer, als u reeds startkabels heeft,
of deze in goede staat verkeren.
De twee accu’s moeten dezelfde spanning hebben: 12 volt.
De hulpaccu moet minstens dezelfde capaciteit (ampère-uur, Ah) hebben als de ontladen
accu.
Let erop dat de auto’s elkaar niet raken (kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Start de motor van de hulpauto en laat deze met een middelmatig toerental draaien.
Opmerking: bij de E-tech full hybrid versie is de accu niet rechtstreeks toegankelijk; u moet de externe aansluitingen
in de motorruimte gebruiken.
Accu in de motorruimte
De accu is niet direct toegankelijk.
Gebruik aansluiting 1 (+) en aansluiting 2 (˗) in de motorruimte.
Plaats het afdekkapje 3 terug op de aansluiting 1 (+).
Raad
Gebruik uw elektrische E-tech full hybrid voertuig niet om de "12V"-accu van een andere auto op te laden.
Het elektrische vermogen in de 12V-hulpbatterij van een E-tech full hybrid voertuig is hiervoor ontoereikend.
Risico van beschadiging van de auto.
Sluit de positieve kabel aan A op de aansluiting 1 (+) en daarna op de aansluiting5 (+) van de hulpaccu.
Sluit de negatieve kabel B aan op de aansluiting 4 (˗) van de hulpaccu en daarna op de aansluiting 2 (˗).
Start de motor van de hulpauto en laat deze met een middelmatig toerental draaien.
Als de motor van uw voertuig niet onmiddellijk start, zet u het contact af en wacht
u enkele seconden voordat u de handeling herhaalt.
Ontkoppel bij draaiende motor de kabels A en B in omgekeerde volgorde (2 - 4 - 5 - 1).
Plaats de afdekkap 3 terug op de aansluiting 1 (+).
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen contact is tussen kabels A en B en dat positieve kabel A niet in contact komt met een metalen onderdeel in het voertuig dat de stroom levert.
Risico van letsel en/of beschadiging van de auto.
Externe aansluitingen
(E-tech full hybrid versie)
Gebruik aansluiting 6 (+) en aansluiting 7 (˗) in de motorruimte.
WAARSCHUWING
Het is verboden om de positieve kabel in de motorruimte los te koppelen.
Risico van onbedoeld starten van de motor.
Risico van brandwonden door rondschietende vonken.
Opmerking: open het afdekkapje 8 van aansluiting 6 (+) door op de knop 9 te drukken zoals aangegeven met de pijl.
Sluit de positieve kabel C aan op aansluiting 6 (+) en daarna op aansluiting10 (+) van de hulpaccu.
Sluit de negatieve kabel D aan op aansluiting 11 (˗) van de hulpaccu en daarna op de aansluiting 7 (˗).
Trap het rempedaal en druk op de Startknop, of, afhankelijk van de auto, draai de
contactsleutel om. Zodra het contact is ingeschakeld, ontkoppelt u de kabels C en D in de omgekeerde volgorde (6 - 10 - 11 - 7).
Controleer elke keer dat u het afdekkapje 3 hebt gebruikt, of het afdekkapje van aansluiting 13 op de juiste wijze is bevestigd aan het lipje 12.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen contact is tussen kabels C en D en dat de positieve kabel C niet in contact komt met een metalen onderdeel in het voertuig dat de stroom levert.
Risico van letsel en/of beschadiging van de auto.