AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOORIN

Afhankelijk van de auto, kunnen deze bestaan uit:
  • gordelspanners van het oprolmechanisme van de autogordel;
  • gordelspanners van de heupgordel;
  • krachtbegrenzers voor de bescherming van de borstkas;
  • airbagsbestuurder en passagier voorin
Deze voorzieningen worden gelijktijdig of afzonderlijk, afhankelijk van de ernst van de aanrijding, geactiveerd bij een frontale botsing.
Afhankelijk van de ernst van de aanrijding, kan het systeem de volgende middelen activeren:
  • blokkering van de autogordel;
  • de gordelspanner van het oprolmechanisme van de autogordel (die in werking treedt om de speling van de autogordel op te heffen);
  • gordelspanners van de heupgordel zodat degene die op de stoel zit er niet vanaf glijdt;
  • de airbag voorin.

Gordelspanners

De gordelspanners dienen ervoor om de autogordel strak tegen het lichaam te trekken en daardoor de inzittende in zijn stoel te drukken wat de effectiviteit van de gordel verhoogt.
Bij contact aan, kan tijdens een ernstige frontale aanrijding, afhankelijk van de ernst van de schok, het systeem de volgende onderdelen activeren:
  • de gordelspanner van het oprolmechanisme van de autogordel 1 die de gordel direct strak trekt;
  • de gordelspanner van het oprolmechanisme van de heupgordel 2 van de voorstoelen.
WAARSCHUWING
  • Laat al deze veiligheidsvoorzieningen controleren na een aanrijding.
  • Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan het gehele systeem (gordelspanners, airbags, rekeneenheden, bedrading) of deze in een andere auto over te zetten.
  • Om te voorkomen dat het systeem onopzettelijk wordt geactiveerd en verwondingen veroorzaakt, mag uitsluitend deskundig personeel van de merkdealer aan de airbags werken.
  • Het elektrische ontstekingsmechanisme van de gordelspanners mag uitsluitend door speciaal opgeleid personeel met speciaal gereedschap worden gecontroleerd.
  • Laat de gaspatronen van de gordelspanners en de airbags door een merkdealer verwijderen voordat de auto wordt gesloopt.

Krachtbegrenzer

Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het lichaam uitoefent te begrenzen tot een draaglijk niveau.

Frontale airbags voor bestuurder en passagier

Deze bevinden zich bij de linker en rechter voorstoel.
Een symbool onder op de voorruit geeft aan of dit systeem aanwezig is (afhankelijk van de auto).
Elk airbagsysteem bestaat uit:
  • een airbag en een gaspatroon in het stuurwiel voor de bestuurder en in het dashboard voor de passagier voorin;
  • een rekeneenheid die het systeem bewaakt en de elektrische ontsteking van de gaspatroon bestuurt;
  • aparte opname-elementen;
  • een enkel waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel.
Werkzaamheden
Het systeem werkt alleen als het contact aan staat.
Bij een zware frontale aanrijding, worden de airbags snel opgeblazen om de klap van het hoofd en de borstkas van de bestuurder tegen het stuurwiel en van de passagier tegen het dashboard op te vangen. Daarna lopen de airbags direct weer leeg om het verlaten van de auto niet te bemoeilijken.

Storingen

Dit waarschuwingslampje verschijnt als de motor wordt gestart; het verdwijnt weer na ongeveer drie seconden.
Als het niet oplicht bij het aanzetten van het contact of als blijft branden, wijst dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk uw erkende dealer.
Wacht u hier te lang mee dan betekent dat, dat de bescherming in de tussenliggende periode misschien niet optimaal is.
WAARSCHUWING
Bij het afgaan van de airbag vindt een explosie plaats. Daarom komen bij het ontplooien van de airbag warmte en rook vrij zonder enig brandgevaar en klinkt er een luide knal. De airbag die onmiddellijk naar buiten komt, kan ongevaarlijke, lichte schaafwonden of ander ongemak veroorzaken.
In de volgende situaties werken de gordelspanners of airbags.
Bij een frontale botsing tegen een star (niet-vervormbaar) oppervlak, met een snelheid van 25 km/u of hoger.
Bij een frontale botsing met een ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met een contactzone van meer dan 40% en een snelheid van 40 km/u of hoger voor de twee voertuigen.
Bij een botsing tegen de zijkant door een ander, gelijkaardig of zwaarder voertuig, met een snelheid van 50 km/u of hoger.
In de volgende voorbeelden kunnen de gordelspanners of de airbagsin werking treden:
  • botsing onder de auto, zoals een stoeprand;
  • gaten in het wegdek;
  • een val of harde landing;
  • stenen;
  • ...
In de volgende voorbeelden bestaat het gevaar dat de gordelspanners of airbagsniet geactiveerd worden:
  • botsing van achteren, zelfs een lichte;
  • als de auto omslaat;
  • aanrijding van de zijkant, op de voorkant van de auto;
  • frontale aanrijding, onder de achterkant van een vrachtwagen;
  • frontale botsing tegen een obstakel met een scherpe hoek;
  • ...
Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen.
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot de bestuurders airbag
  • Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop.
  • Dek het middengedeelte van het stuurwiel onder geen beding af.
  • Bevestig geen voorwerpen (speldjes, logo, klokje, telefoonsteun, enz.) op het stuurwiel.
  • Het stuurwiel mag niet worden gedemonteerd (behalve door speciaal opgeleide monteurs van de merkdealer).
  • Ga niet te dicht op het stuurwiel zitten tijdens het rijden, maar zit met uw armen licht gebogen (zie "De juiste zithouding" AUTOGORDELS). Zo blijft er voldoende ruimte over voor een goede en effectieve bescherming door de werking van de airbag.
Waarschuwingen inzake de passagiers airbag
  • Plak of bevestig niets op het dashboard (speldjes, logo’s, klokjes, telefoonhouder enz.) in de airbagzone.
  • Houd de ruimte tussen het dashboard en de voorpassagier vrij (geen dier of pakjes op schoot, geen paraplu of wandelstok tegen het dashboard zetten).
  • Laat de passagier nooit zijn voeten op het dashboard leggen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Kom niet te dicht (met knieën, hoofd of handen) bij het dashboard.
  • Schakel de aanvullende veiligheidsvoorzieningen van de autogordel van de passagier voorin direct weer in na het verwijderen van een kinderzitje, om de bescherming van de passagier te garanderen in geval van een botsing.
HET IS VERBODEN EEN KINDERZITJE ACHTERSTEVOREN OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR TE PLAATSEN TENZIJ DE AANVULLENDE VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE VOORPASSAGIER UITGESCHAKELD ZIJN. KINDERVEILIGHEID: DE PASSAGIERSAIRBAG VOORIN UITSCHAKELEN, INSCHAKELEN