SPIEGELS

Buitenspiegels
Verstellen
Selecteer de spiegel met behulp van de schakelaar 2, en verstel hem daarna met de knop 1 in de gewenste stand.
Verwarmde buitenspiegels
Het ontdooien gebeurt tegelijk met het verwarmen van de achterruit.
Raadpleeg de paragraaf «Handbediende airconditioning» en «Automatische airconditioning» in hoofdstuk 3.
Inklapbare buitenspiegels
De spiegels klappen automatisch in bij het vergrendelen van de auto (schakelaar 3 in stand B).
U kunt altijd het inklappen (schakelaar 3 in stand C) of het uitklappen (schakelaar 3 in stand A) van de spiegel regelen.
De automatische werking is dan uitgeschakeld. Om deze weer in te schakelen, zet u de schakelaar 3 op B.
Functie welkomst en afscheid
(Afhankelijk van de auto)
Selecteer in het bedieningsscherm het menu “Voertuig”, “Gebruikersinstellingen”, “Extern welkom” en activeer of deactiveer de functie (ON of OFF).
Afhankelijk van de geselecteerde keuze worden de spiegels uitgeklapt:
- wanneer het contact de volgende keer wordt aangezet (functie gedeactiveerd);
- wanneer de RENAULT-card wordt gedetecteerd of de auto wordt ontgrendeld (functie geactiveerd).
Voorwerpen in het buitenspiegelglas zijn dichterbij dan ze lijken.
Voor uw eigen veiligheid dient u hiermee rekening te houden bij het bepalen van de afstand, voordat u een manoeuvre uitvoert.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.

Kantelende spiegels bij achteruitrijden
Voor auto’s met een bestuurdersstoel met geheugen kunt u de spiegels specifiek afstellen bij het achteruitrijden en de stand in het geheugen opslaan.
Selecteer bij stilstaande auto en ingeschakelde achteruitversnelling de spiegel met behulp van schakelaar 2 en zet daarna de spiegel met knop 1 in de gewenste stand.
Vastleggen van de afstellingen
- De buitenspiegels afstellen (zie vorige paragrafen);
- selecteer op het bedieningsscherm het menu “Voertuig”, “Zitplaatsen”, “Instellingen” en vervolgens “Positie” en selecteer daarna “Opslaan”.
De standen van de buitenspiegels bij het vooruitrijden, bij het achteruitrijden en de stoelen voorin worden dan tegelijkertijd opgeslagen.
Oproepen van de geheugenpositie
Selecteer op het bedieningsscherm het menu “Voertuig”, “Zitplaatsen”, “Instellingen” en vervolgens “Positie” en selecteer dan “Oproepen”.
De standen van de buitenspiegels bij het vooruitrijden en het achteruitrijden en van de voorstoelen worden opgeroepen.
Teruggaan naar de rijstand
Er wordt overgeschakeld van de stand bij achteruitrijden naar de stand bij vooruitrijden:
- ongeveer 9 seconden nadat uit de achteruitversnelling is geschakeld, wanneer de snelheid minder dan 10 km/u bedraagt;
- wanneer in vooruit wordt geschakeld en de snelheid meer dan 10 km/u bedraagt;
- wanneer de motor stilstaat;
- wanneer de schakelaar 2 in neutrale stand staat.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.

Bijzonder geval:
Wanneer de spiegel handmatig is in- of uitgeklapt, kan hij worden teruggezet naar een bepaalde gebruiksstand. Daartoe zet u de schakelaar 3 in C. U hoort een mechanische klik van het spiegelblok.
Als dat niet het geval is, zet u de schakelaar 3 in A en zet u vervolgens schakelaar 3 in C, totdat u de mechanische klik van de spiegel hoort.

Binnenspiegel
De binnenspiegel is verstelbaar.
Spiegel met knopje 4
Om te voorkomen dat u in het donker ver- blind wordt door achter u rijdende voertui- gen, kan het spiegelglas in de nachtstand gekanteld worden met het knopje 4 achter de spiegel.
Spiegel zonder knopje 4
De achteruitkijkspiegel wordt automatisch donkerder wanneer er een auto achter u rijdt met groot licht of zeer fel licht.
De informatie over het in- en uitschakelen van de passagiersairbag voorin wordt getoond in de binnenspiegel (raadpleeg de paragraaf “Kinderveiligheid: inschakelen, uitschakelen van de passagiersairbag voorin” in hoofdstuk 1).