VOORSTOELEN
Afstellen van de stoel
Naar voren of naar achteren schuiven
Trek de handgreep 1 omhoog om te ontgrendelen. In de gewenste stand laat u hem los. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Afstellen van de hoogte van de zitting
Druk de hendel 3 zo vaak als nodig omlaag of trek eraan om de zitting lager of hoger te zetten.
Afstellen van de lendensteun
Draai de draaiknop 4 om de ondersteun te verstevigen of te verminderen.
Rugleuning verstellen
Beweeg de hendel 6.
Armsteunen voorin 5
Afhankelijk van de auto kunt u de armsteunen voor 5 afstellen.
De armsteun naar boven verstellen
Til de armsteun naar de gewenste stand.
De armsteun naar beneden verstellen
Til de armsteun tot aan de opbergstand naast de rugleuning en zet hem daarna omlaag.
De armsteun opbergen
Til de armsteun naar boven tot aan de opbergstand A. Controleer de vergrendeling.
Stoelverwarming
Beweeg met contact aan de 2 schakelaar. Het geïntegreerde controlelampje licht op.
Het systeem regelt met een thermostaat de verwarming en schakelt hem uit, indien nodig.
Voer deze verstellingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van de autogordels moet u de rugleuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de bestuurder) liggen. In geval van plotseling remmen zouden deze onder de pedalen terecht kunnen komen, waardoor de bestuurder deze niet meer goed kan bedienen.
Tafelstand van de passagiersstoel in het midden
Controleer of de blikjeshouder 7 gesloten is.
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van de stoel hindert.
- houd de rugleuning aan de bovenkant vast voor het omlaag zetten, druk gelijktijdig op de knop 8 en klap de rugleuning naar voren neer;
- druk tegen de achterkant van de rugleuning om haar te vergrendelen. Verzeker u ervan dat de rugleuning goed vergrendeld is.
De middelste passagiersstoel in de oorspronkelijke positie terugzetten
Zorg dat er geen voorwerp het bewegen van de stoel hindert.
- Druk op de knop 8 om de rugleuning te ontgrendelen;
- zet de rugleuning omhoog;
- controleer of de stoel goed vergrendeld is.
Bevestig, voor uw veiligheid, de vervoerde voorwerpen wanneer de stoel in tafelstand staat.
Bij de tafelblad stand van de rugleuning van de voorstoel moet u altijd de passagiersairbag voorin uitschakelen (raadpleeg de paragraaf “Kinderveiligheid: inschakelen, uitschakelen van de passagiersairbag voorin” in hoofdstuk 1).
Gevaar van ernstige verwonding in geval van ontplooien van de airbag door het wegslingeren van voorwerpen die geplaatst zijn op de rugleuning in de tafelblad stand.
Deze voorschriften staan ook op het etiket (op het dashboard) en de markeringen (op de voorruit).