TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN
Het brandstofverbruik is goedgekeurd overeenkomstig een voorgeschreven standaardmethode. Deze methode is voor alle autofabrikanten hetzelfde en maakt het mogelijk om auto’s met elkaar te vergelijken. Het werkelijke verbruik is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de auto, de uitrustingen en de rijstijl. Raadpleeg voor een optimaal brandstofverbruik onderstaande aanbevelingen.
Afhankelijk van de auto beschikt u over verschillende functies die u kunnen helpen het brandstofverbruik te verminderen:
- Indicatielampje voor overschakelen naar de volgende versnelling;
- de trajectbalans en tips voor zuinig rijden via het multimediadisplay;
- de ECO-modus die door de ECO-knop wordt geactiveerd.
Deze informatie wordt aangevuld door het navigatiesysteem, als de auto hiermee is uitgerust.
Indicatielampje voor overschakelen naar de volgende versnelling 1
Een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel geeft het beste moment aan om naar een hogere of lagere versnelling te schakelen om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden:
Š schakel een hogere versnelling in;
‰ schakel naar een lagere versnelling.
Trajectbalans
Nadat de motor is afgezet, geeft de “Trajectbalans”-weergave op het scherm 2 informatie over uw laatste traject.
Het geeft aan:
- het gemiddeld verbruik;
- het aantal afgelegde kilometers;
- het aantal gewonnen kilometers.
Een algemene melding van 0 tot 100 geeft u de mogelijkheid om uw prestaties als zuinige bestuurder in te schatten. Hoe hoger de melding, hoe beter uw prestaties als zuinige bestuurder.
De tips voor zuinig rijden worden u gegeven om uw prestaties te verbeteren.
Het opslaan van uw voorkeurstrajecten geeft u de mogelijkheid om uw prestaties te vergelijken.
Voor meer informatie raadpleegt u het instructieboekje van het multimediasysteem.
Werkstand ECO
De ECO-modus is een functie die het brandstofverbruik zo laag mogelijk houdt. Deze regelt alle stroomverbruikers (motorvermogen, verwarming en/of airconditioning enz.).
Activeren van de functie
Druk op schakelaar 3.
Het controlelampje verschijnt op het instrumentenpaneel om de inschakeling te bevestigen.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus tijdelijk worden verlaten om de motor weer op volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer ingeschakeld zodra u de druk op het gaspedaal vermindert.
Uitschakelen van de functie
Druk op schakelaar 3.
Het controlelampje op het instrumentenpaneel gaat uit om de uitschakeling te bevestigen.
Tips voor het rijden en ECO-rijden
Rijgedrag
- Rijd kalm tot de motor zijn bedrijfstemperatuur heeft bereikt; dit is beter dan warmdraaien bij stilstaande auto.
- Snelheid kost geld.
- “Sportief” rijden kost brandstof: rijd daarom soepel en kijk ver vooruit.
- Laat het toerental van de motor in de lagere versnellingen niet te ver oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste versnelling.
- Rijd bij een stoplicht kalm weg.
- Rem zo weinig mogelijk. Regel de snelheid van de auto met het gaspedaal door voor een obstakel of een bocht tijdig gas terug te nemen.
- Geef op een helling geen gas bij maar houd het gaspedaal bij voorkeur in dezelfde stand.
- Bij een moderne auto is het niet nodig bij het schakelen tweemaal te ontkoppelen of voor het stilzetten van de motor nog even gas te geven.
- Diepe plassen, overstromingen:
Rijd niet door als het water op de weg hoger staat dan de onderrand van de velgen. |
Hinder bij het rijden
Aan de bestuurderskant mogen alleen voor de auto geschikte matten worden gebruikt die moeten worden vastgezet aan de vooraf geïnstalleerde onderdelen. Controleer regelmatig of ze goed vastzitten. Stapel niet meerdere matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
Banden
- Door een te lage bandenspanning neemt het verbruik toe.
- Indien banden worden gemonteerd die niet zijn voorgeschreven, kan het verbruik stijgen.
Tips voor het gebruik
- Gebruik bij voorkeur de ECO-modus.
- Ook het opwekken van elektriciteit kost brandstof. Schakel alleen die verbruikers in die u nodig hebt. Maar veiligheid voor alles: Rijd met dimlicht zodra het zicht minder wordt (zien en gezien worden).
- Gebruik de ventilatie-openingen. Bij 100 km/u verhogen opestaande ruiten het verbruik met 4%.
- Vul de tank niet tot aan de rand, dit voorkomt overstromen.
- Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een airconditioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
Tips voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging:
Open bij zeer warm weer of als de auto in de zon heeft gestaan enkele minuten de portieren voordat u start, zodat de hete lucht uit de auto kan ontsnappen.
- Rijd niet met een leeg imperiaal op uw auto.
- Gebruik uw auto zo weinig mogelijk op korte afstanden. De motor komt dan niet op temperatuur.