Terug naar de lijst

Mijn veiligheid

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Mijn veiligheid

Met de functie "Mijn veiligheid" kan een aantal rijhulpfuncties tegelijkertijd worden gedeactiveerd of geactiveerd.
Afhankelijk van het voertuig kunt u de functie "Mijn veiligheid" configureren vanaf het multimediascherm of vanaf het instrumentenpaneel door de rijhulpfuncties te selecteren die u als groep wilt uitschakelen.

Werkzaamheden

Modus "Alles AAN"

Afhankelijk van de auto, beschikt deze modus over de volgende rijhulpfuncties:
Wanneer de modus "All On" is geactiveerd: het indicatielampje op de knop 1 gaat branden en het bericht "My Safety All ON geselecteerd" verschijnt op het instrumentenpaneel om de activering te bevestigen. De rijhulpmiddelen die in deze modus beschikbaar zijn, worden geactiveerd.

Aangepaste modus

Vanuit deze modus kunt u bepaalde rijhulpmiddelen deactiveren of opnieuw activeren die beschikbaar zijn in de modus 'Alles aan' die eerder is geconfigureerd met de instelling 'Mijn veiligheid aangepast'.
Druk terwijl het contact aan staat tweemaal achter elkaar op de knop 1 om de modus "Aangepast" te activeren. De eerste keer dat u op deze knop drukt, verschijnt het bericht "Druk nogmaals My Safety Perso" op het instrumentenpaneel. Na de tweede keer drukken gaat het controlelampje op knop 1 uit. De modus "Aangepast" is geactiveerd. Het bericht "My Safety Perso geselecteerd" verschijnt op het instrumentenpaneel.
Om terug te schakelen naar de modus 'Alles aan', drukt u eenmaal op knop 1. Het controlelampje op knop 1 gaat branden.
Raad
Afhankelijk van de auto en afhankelijk van de tijdsduur na de laatste keer dat de motor is gestopt, wordt de modus "Alles aan" opnieuw geactiveerd:
  • bij het ontgrendelen van de auto
of
  • bij het openen van een portier;
of
  • bij het opnieuw starten van de motor.

Configureren van "Mijn aangepaste veiligheid"

WAARSCHUWING
Voer deze aanpassingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.
Raad
De "My Safety Custom"-instellingen die zijn opgeslagen voor de "Custom"-modus, worden opgeslagen wanneer de motor het laatst is gestopt of wanneer de portieren zijn vergrendeld.

Configuratie van het multimediascherm 2

Zie de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor informatie over de instellingen.

Configuratie vanaf de boordcomputer 3

(afhankelijk van de auto)
  • Terwijl het voertuig stilstaat, drukt u zo vaak als nodig op de schakelaar 4 om bij het  tabblad te komen, of, afhankelijk van het voertuig, het  tabblad;
of
  • druk op schakelaar 4 en herhaaldelijk op schakelaar 5 of 6 om naar het tabblad  menu te gaan;
  • druk afhankelijk van de auto op de schakelaar 7 OK;
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 5 of 6 om naar het menu te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 7 OK;
  • druk herhaaldelijk op schakelaar 5 of 6 om naar het menu "My Safety Perso" te gaan, druk vervolgens op de schakelaar 7 OK;
  • selecteer de rijhulpmiddelen die moeten worden in- of uitgeschakeld uit de modus "Perso" door herhaaldelijk op knop 5 of 6 te drukken. Druk op schakelaar 7OK om de rijhulpen in- of uit te schakelen.

my safety