Opladen
Opladen
Oplaadschema

- 1
- Specifieke wandcontactdoos of laadpunt
- 2
- Oplaadkabel
- 3
- Elektrische laadaansluiting (passagierszijde)
Raad
Raadpleeg bij vragen over de benodigde uitrusting voor het opladen een merkdealer.
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
WAARSCHUWING
Gelieve deze richtlijnen aandachtig te lezen. Als deze adviezen niet worden opgevolgd,
kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektrische schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Opladen
Voer geen onderhoud uit op de auto tijdens het opladen (wassen, onderhoud aan de motor...).
Bij aanwezigheid van water, tekenen van corrosie of vreemde elementen in de stekker
van het oplaadsnoer of in het laadcontact van de auto mag u de auto niet opladen.
Risico van brand.
Raak de contacten van het snoer, het stopcontact of het laadcontact van de auto niet
aan en steek er niets in.
Sluit het laadsnoer nooit aan op een adapter, een stekkerdoos of een verlengsnoer.
Het gebruik van een generator is verboden.
Demonteer of wijzig nooit de oplaadaansluiting van de auto of het oplaadsnoer. Risico
van brand.
Wijzig de elektrische installatie niet of werk er niet aan tijdens het opladen.
Bij een botsing, zelfs een lichte, tegen de oplaadklep of de klep, moet u deze zo
snel mogelijk laten controleren door een merkdealer.
Wees voorzichtig met de kabel: niet op staan, niet in water dompelen, niet aan trekken,
niet aan schokken blootstellen.
Regelmatig controleren of de laadkabel in goede staat verkeert.
Bij schade aan de laadkabel (corrosie, bruine verkleuring, scheurtjes, enz.), aan
het apparaat of aan de laadaansluiting van het voertuig: NIET gebruiken. Wend u tot
een merkdealer voor een vervangend exemplaar.
Neem contact op met een merkdealer als het vergrendelingsmechanisme van de laadklep
niet wordt geactiveerd en/of de laadaansluiting van de auto wordt ontgrendeld.
Laadkabel A

Deze kabel is specifiek voor uw auto en bestemd voor de verbinding met wandcontactdozen
of publieke oplaadpunten voor standaardopladen van de tractieaccu.
Raad
Gebruik bij voorkeur een laadsnoer waarmee de tractiebatterij standaard kan worden
opgeladen.
Raad
Voordat u de laadkabel reinigt, moet u ervoor zorgen dat de kabel is losgekoppeld.
Reinig de kabel met een doek die licht is bevochtigd met water.
Zorg er bij het reinigen voor dat de doek niet in contact komt met de uiteinden van
de kabel (connectoren, oplaadpinnen) om elk risico op corrosie te voorkomen.
Laadkabel B

Deze kabel kan gebruikt worden voor:
- bij normaal gebruik, op een stopcontact dat alleen voor het voertuig wordt gebruikt (opladen met 14 A/16 A);
- zo nu en dan opladen via een gewoon stopcontact (opladen met 8 A), bijvoorbeeld wanneer u onderweg bent.
Stopcontacten moeten altijd worden gemonteerd zoals vermeld in de instructies geleverd
bij het laadsnoer B.

Lees altijd de gebruiksaanwijzing van laadkabel Bzorgvuldig door.
Raad
Laat de snoerdoos nooit aan het snoer hangen. Gebruik de haken C om dit op te hangen.
Raad
Indien tijdens het laden een storing optreedt (rode waarschuwingslampje van de eenheid
D verschijnt), stop dan onmiddellijk met opladen. Raadpleeg het instructieboekje van
het snoer.
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
WAARSCHUWING
Belangrijke aanbevelingen voor het opladen van uw auto
Gelieve deze richtlijnen aandachtig te lezen. Als deze adviezen niet worden opgevolgd,
kan dat leiden tot brand, ernstig letsel of elektrische schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben.
Keuze van laadsnoer
De standaard bij deze auto geleverde laadsnoeren zijn specifiek voor deze auto ontwikkeld.
Ze zijn bedoeld om u te beschermen tegen risico's van een elektrische schok die de
dood of brand kan veroorzaken.
Gebruik geen laadkabels van oudere modellen; deze zijn niet aangepast.
Voor uw veiligheid is het gebruik van een laadsnoer dat niet door de fabrikant is
voorgeschreven strikt verboden. Het niet-naleven van dit voorschrift kan leiden tot
brand of een mogelijk dodelijke elektrische schok. Vraag bij een merkdealer naar een
laadsnoer specifiek voor uw auto.
Met laadkabel B
De handleiding bij het laadsnoer vermeldt de benodigde voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het product en de technische specificaties voor de montage van het stopcontact.
Hoofdzaken voor het installeren
Stopcontact
Laat een speciale wandcontactdoos installeren door een vakman.
Gewoon stopcontact
Laat een erkende vakman controleren of elk stopcontact waarop u de laadkabel aansluit,
voldoet aan de normen en voorschriften die in uw land van kracht zijn en aan de specificaties
die staan vermeld in het punt "Voedingssystemen".
Voedingssystemen
Gebruik alleen oplaadterminals die voldoen aan de norm IEC 61851-1 en aansluitpunten
beschermd met:
- een type A aardlekapparaat van 30 mA voor de aansluiting die u gebruikt;
- een overstroombeveiliging;
- beveiliging tegen overspanningen op plaatsen waar de bliksem kan inslaan (IEC 62305-4);
- een aardeverbinding die voldoet aan de normen in het betreffende land.
Laadtypen die voldoen aan de Europese normen
Wisselstroom (AC)


Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande
instructies.
Voordat u een laadkabel aansluit, controleert u het volgende:
- de kleur en een van de letters op de aansluiting 1 moeten overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uiteinde 4 van de kabel;
- de kleur en een van de letters op de aansluiting 3 moeten overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uiteinde 5 van de kabel.
Stickers
Laadtype | Wisselstroom (AC) | |||
-aansluiting | Laadaansluiting 1/Laadkabel 4 | Auto 3/Laadkabel 5 | ||
Laadtypen die voldoen aan de Europese normen (raadpleeg voor alle andere gevallen een erkende dealer).
| ![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
Gelijkstroom (DC)

Als de informatie verschijnt op de laadklep van het voertuig, volgt u de onderstaande
instructies.
Voordat u een laadkabel aansluit, moet u controleren of de kleur en een van de letters
op de aansluiting 3 overeenkomen met de kleur en een van de letters op het uiteinde 5 van de laadkabel.
Stickers
Laadtype | Gelijkstroom (DC) | ||||
-aansluiting | Voertuig 3/laadkabel5 | ||||
Laadtypen die voldoen aan de Europese normen (raadpleeg voor alle andere gevallen een erkende dealer).
| ![]() | ![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
Elektrisch laadcontact 3

Opmerking: verwijder bij insneeuwen de sneeuw rond het laadcontact van de auto aan de passagierszijde
voordat u de auto aan- of loskoppelt.
De aanwezigheid van sneeuw in het laadcontatct kan immers het koppelen van het laadsnoer
blokkeren.
De auto is uitgerust met twee laadcontacten aan passagierszijde, vooraan op de auto:
- aansluiting E voor opladen tot 22 kW;
- aansluiting F voor snel opladen (afhankelijk van de auto).
Er bevinden zich ook een of twee knoppen (afhankelijk van de auto) in de oplaadklep:
- met de knop 6
ontgrendelt u de laadkabel;
- afhankelijk van de auto kan de knop 7
worden gebruikt om het onmiddellijk opladen van de auto te activeren.
Voorzorgsmaatregelen
Voor dagelijks gebruik wordt aanbevolen om uw auto tot 80% op te laden om de levensduur
van de accu PROGRAMMEREN VAN HET OPLADEN te verlengen.
Laad uw auto niet op en parkeer deze niet bij extreme temperatuursomstandigheden (hitte
of kou).
In extreme gevallen kan het opladen enkele minuten duren voordat de motor start (de
tractiebatterij heeft wat tijd nodig om af te koelen of op te warmen).
Wanneer de auto gedurende meer dan 7 dagen geparkeerd staat bij temperaturen lager
dan ongeveer -25 °C, kan de tractiebatterij mogelijk niet opgeladen worden.
Wanneer de auto gedurende meer dan 3 maanden geparkeerd staat met een laadniveau rond
de nul, kan de batterij mogelijk niet opgeladen worden.
Het beschikbare energieniveau is afhankelijk van de batterijtemperatuur. Dit kan dus
variëren tussen het stoppen en opnieuw starten van het voertuig, als de accu koud
of warm is.
Om de levensduur van uw tractiebatterij te vrijwaren, moet u vermijden om uw auto
gedurende meer dan een maand met een hoog laadniveau geparkeerd te laten staan, vooral
in perioden van extreme warmte.
U kunt de tractiebatterij het beste opladen na het rijden en/of in een omgeving met
een gematigde temperatuur. Anders kan het opladen lang duren of onmogelijk zijn.
Het wordt ook aanbevolen om het voertuig na het rijden op te laden als het laadniveau
laag is (< 25%) en bij negatieve temperaturen.
Tips
- Parkeer de auto bij erg warm weer bij voorkeur op een schaduwrijke/overdekte plaats om deze op te laden.
- Ook bij regen en sneeuw kan de auto worden opgeladen.
- Een ingeschakelde airconditioning verlengt de laadduur.
Opladen van de tractiebatterij

Stilstaande auto, contact uit:
- pak de oplaadkabel 2 die zich in het opbergvak in de bagageruimte van uw auto bevindt;
- druk op de oplaadklep 8 om deze te openen. Het waarschuwingslampje 9 licht wit op;

- sluit het uiteinde van het snoer aan op de voedingsbron;
- pak de handgreep 10 vast;
- Sluit het snoer aan op de auto. Het waarschuwingslampje 9 knippert wit;
Raad
Gebruik de oplaadklep 8 niet om het laadsnoer 2 aan op te hangen tijdens het opladen van de auto.
Raad
Als u zojuist een systeemupdate via het multimediasysteem hebt geaccepteerd, wordt
het opladen van de tractiebatterij vertraagd of geannuleerd.
Wacht totdat de update is voltooid voordat u de oplaadkabel op de auto aansluit. Raadpleeg
de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie over systeemupdates.
- als u een klik hoort, controleert u of het laadsnoer goed is vastgeklikt. Controleer de vergrendeling en trek voorzichtig aan de handgreep 10;
- afhankelijk van het voertuig, als u uitgesteld opladen hebt geprogrammeerd en u wilt toch meteen opladen, drukt u op de knop 7 om het laden te starten.
Het laadsnoer wordt automatisch op de auto aangesloten. Zo kan het snoer niet van
de auto worden losgekoppeld.
Raad
Als het voertuig snel wordt opgeladen (DC), mag de laadkabel tussen uw voertuig en de laadterminal niet langer zijn dan 30 meter.
Raadpleeg bij twijfel over de lengte van de kabel de eigenaar van de laadterminal
(DC).
Raad
Het is van essentieel belang om het laadsnoer goed uit te rollen om overhitting te
voorkomen.
WAARSCHUWING
Gebruik geen verlengsnoer, meervoudige contactdoos of adapter.
Risico van brand.

Tijdens het opladen knippert het waarschuwingslampje 9 blauw.
Wanneer het opladen start, is de volgende informatie zichtbaar op het instrumentenpaneel:
- het energieniveau op het controlelampje van de batterij 12;
Raad
De oplaadtijd van de tractiebatterij hangt af van de hoeveelheid resterende energie
en het vermogen van het oplaadpunt. Dit wordt tijdens het opladen weergegeven op het
instrumentenpaneel DISPLAYS EN METERS.
Opmerking: onder bepaalde omstandigheden kan de werkelijke oplaadtijd langer zijn dan de oplaadtijd
die op het instrumentenpaneel wordt weergegeven. Dit hangt af van:
- de kwaliteit van het elektriciteitsnet;
- het eerste oplaadniveau;
- de buitentemperatuur is te laag;
- ...
Bij problemen met de laadkabel raden we u aan deze te vervangen door eenzelfde type
kabel. Raadpleeg voor de exacte gegevens de merkdealer.

- het laadniveau van de batterij;
- een schatting van de resterende laadtijd (vanaf ongeveer 95% opgeladen wordt de resterende tijd niet meer getoond);
- het waarschuwingslampje
geeft aan dat de auto op een voedingsbron is aangesloten;
- uw voertuigbereik varieert afhankelijk van het laadniveau.

De display op het instrumentenpaneel verdwijnt na enkele seconden. Het verschijnt
bij het openen van een portier weer op het instrumentenpaneel.
Zodra het opladen voltooid is, brandt het waarschuwingslampje 9 continu groen.
U hoeft niet te wachten totdat u op reserve rijdt om de auto op te laden.
Storingen
Neem als het waarschuwingslampje 9 continu rood brandt altijd contact op met een erkende dealer.

Voorzorgen bij het loskoppelen van de aansluiting
- Druk op de knop 6 of houd de ontgrendelknop van het portier op de sleutel ingedrukt om de laadkabel van de auto los te maken;
- pak de handgreep 10 vast;
Raad
Respecteer absoluut de volgorde van de handelingen voor het loskoppelen.
- ontkoppel de laadkabel 2 van de auto;
- u moet de oplaadklep 8 sluiten en erop drukken erop om deze te vergrendelen;
- ontkoppel de kabel 2 van de voeding 1;
- berg de kabel 2 op.
Opmerking: direct na een lange oplaadbeurt van de tractiebatterij kan de kabel warm zijn. Gebruik
daarom de handgrepen.
Raad
Nadat u op de knop voor het ontgrendelen van het laadsnoer heeft gedrukt, heeft u
ongeveer 30 seconden om het laadsnoer los te koppelen voordat het weer vergrendeld
wordt.
Sticker 12

Sticker 12 op de oplaadklep 8 geeft informatie over het opladen volgens de status van het oplaadwaarschuwingslampje
9:
- als het wit knippert, geeft dit aan dat het snoer op het voertuig is aangesloten en dat het systeem zijn controles uitvoert;
- als het blauw knippert, geeft dit aan dat het opladen aan de gang is;
- als het continu blauw oplicht, geeft dit aan dat de laadprogrammering is geactiveerd;
- als het continu groen oplicht, geeft dit aan dat het voertuig volledig is opgeladen;
- als het continu rood oplicht, duidt dit op een bedieningsfout.

De sticker 12 aan de rechterkant herinnert u aan de volgende instructies:
- reinig de oplaadklep niet met behulp van een hogedrukspuit;
- Bij stilstaande auto kunnen de klep en de oplaadklep worden geopend;
- als de auto rijdt, moeten de klep en de oplaadklep gesloten zijn;
- open de klep om de oplaadkabel aan te sluiten;
- sluit de klep na het loskoppelen weer;
- aansluiten op een gewoon stopcontact, een oplaadpunt met wisselstroom of een snellaadpunt.
- Raadpleeg de gebruikshandleiding van uw auto voor meer informatie over het laden.