Terug naar de lijst
Dodehoekwaarschuwing
Dodehoekwaarschuwing
Op basis van de informatie van de sensoren aan elke kant van de achterbumper (zone
C), wordt de bestuurder gewaarschuwd:
- als er zich een auto in de dodehoekzone A bevindt die zich in dezelfde richting verplaatst als uw auto;
en/of
- wanneer er een risico bestaat op een botsing met een voertuig dat zich in de buurt B bevindt en sneller rijdt dan u op een aangrenzende rijstrook.
De functie waarschuwt als uw auto een snelheid heeft van meer dan ongeveer 15 km/u.
Raad
De functie waarschuwt niet als de andere voertuigen niet bewegen.
Raad
Het systeem wordt opnieuw ingeschakeld telkens het contact wordt aangezet.
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd
de controle over zijn auto behouden.
Bijzonderheid
Let op dat de zone C rondom de radars aan elke kant van de achterbumper niet zijn bedekt (door vuil, modder,
sneeuw enz.).
Als een radar bedekt is, verschijnt het bericht "Zijsensoren geen zicht" op het instrumentenpaneel. Reinig het gebied waar de sensoren zich bevinden.
Waarschuwingslampje 2
Op elke buitenspiegel 3 bevindt zich een waarschuwingslampje 2.
Opmerking:
- reinig de buitenspiegels 3 regelmatig zodat de richtingaanwijzers 2 zichtbaar blijven;
- als u een andere auto inhaalt, verschijnt het waarschuwingslampje 2 alleen als die auto lang genoeg aanwezig is in de dode hoek van uw auto A.
Display D
Eerste waarschuwing: richtingaanwijzer niet actief, het waarschuwingslampje 2 geeft aan dat een auto in het gebied van de dode hoek wordt gedetecteerd en/of dat
een auto snel van achteren op een aangrenzende rijstrook nadert.
Display E
Richtingaanwijzer ingeschakeld, het waarschuwingslampje 2 knippert als de functie een auto in het waarschuwingsgebied van de dode hoek detecteert
en/of een auto snel van achteren nadert aan de kant waarnaar u het stuurwiel gaat
draaien.
Als u de richtingaanwijzer uitschakelt, schakelt de indicator terug naar de eerste
waarschuwing (display D).
Omstandigheden waarin de dodehoekwaarschuwing niet werkt
- Tijdens het rijden op een weg met scherpe bochten;
- in omgekeerde volgorde.
Als de auto is uitgerust met een trekhaak die door het systeem wordt herkend, verschijnt
het bericht "Aanhanger: dodehoekwaarschuwing uit" op het instrumentenpaneel om te
melden dat de functie niet operationeel is.
Raadpleeg uw erkende dealer voor het kiezen van de uitrusting die aangepast is aan
uw auto.
Storingen
Wanneer het systeem een fout opmerkt, verschijnt de melding "Controleer zijsensoren" op het instrumentenpaneel.
Ga naar een merkdealer.
Raad
Vanwege de sensoren achter de bumper is het raadzaam om werkzaamheden aan de bumper
(reparatie, vervangen, lakwerk, enz.) te laten uitvoeren door een vakman.
Waarschuwingen
WAARSCHUWING
- De detectiecapaciteit van het systeem volgt een standaardrijvakbreedte. Als u op een breed rijvak rijdt, kan het systeem geen auto's detecteren in de dode hoek.
- In geval van blootstelling aan sterke elektromagnetische golven (zoals onder hoogspanningslijnen) of in erg slechte weersomstandigheden (hevige regen, sneeuw, enz.) kan het systeem tijdelijk niet goed werken. Let op de rijomstandigheden.
Kans op ongevallen.
WAARSCHUWING
Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie kan in geen geval
de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder vervangen; deze moet altijd
de controle over zijn auto behouden.
De bestuurder moet zijn snelheid altijd aanpassen aan het verkeer, ongeacht de aanwijzingen
van het systeem.
Het systeem mag in geen geval worden vergeleken met een hindernissensensor of een
antibotsingssysteem.
Werkzaamheden/reparaties van het systeem
- In geval van een botsing kan de uitlijning van de radar worden gewijzigd, waardoor deze niet meer naar behoren werkt. Schakel de functie uit en neem contact op met een erkende dealer.
- Alle werkzaamheden in de buurt van de radars (reparaties, vervangingen, enz.) moeten door een vakman/vakvrouw worden uitgevoerd.
Enkel een erkende dealer mag aan het systeem werken.
Storingen van het systeem
Bepaalde omstandigheden kunnen het systeem storen of de correcte werking ervan verhinderen,
zoals:
- complexe omgeving (metalen bruggen, tunnels, wegen met obstakels aan de zijkant enz.);
- slechte weersomstandigheden (sneeuw, hagel, ijzel enz.).
Risico van vals alarm of afwezigheid van waarschuwingen
Als het systeem abnormaal werkt, schakelt u dit uit en raadpleegt u een erkende dealer.
WAARSCHUWING
Beperkingen voor de werking van het systeem
- De radarzone moet schoon blijven en mag niet worden gewijzigd, om de goede werking van het systeem te waarborgen.
- Kleine voorwerpen die dichtbij de auto bewegen (motoren, fietsen, voetgangers, enz.) worden mogelijk niet door het systeem herkend.
- In een bocht kunnen de radars soms tijdelijk geen auto's detecteren in de aangrenzende rijstroken.
- De waarschuwing komt wellicht laat, als twee andere voertuigen in de aangrenzende rijstroken u naast elkaar van achteren naderen, met een veel hogere snelheid dan uw auto (op een weg met drie rijstroken).
- Het systeem geeft wellicht geen waarschuwing als de andere auto's rijden met een snelheid die aanzienlijk verschilt van de uwe.
- Als de auto door een lang voertuig wordt ingehaald (bijv. een vrachtwagen die inhaalt met een soortgelijke snelheid als de auto) onderbreekt het systeem mogelijk de waarschuwing vóór het einde van het manoeuvre.
- De auto rijdt op een bochtige weg.
Uitschakelen van de functie
Schakel de functie uit indien:
- Het radargebied is beschadigd (achterbumper);
- De auto is uitgerust met een trekhaak die niet door het systeem wordt herkend.