WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK
Dit systeem waarschuwt de bestuurder bij
onopzettelijke overschrijding van een doorlopende of
onderbroken streep.
Deze functie maakt gebruik van een camera
op de voorruit, achter de binnenspiegel.
Deze functie is een extra hulpmiddel voor de besturing als onopzettelijk een doorgetrokken of onderbroken streep wordt overschreden. Deze functie neemt niet de taak van de bestuurder over. Deze functie kan namelijk onder bepaalde omstandigheden niet goed werken, met name:
- bij slecht zicht (regen, sneeuw, mist, vuile voorruit, verblindende zon op de voorruit, gedeeltelijk uitgewiste lijnen enz.);
- op wegen met scherpe bochten;
- als men dicht achter een andere auto op dezelfde rijstrook rijdt;
- bij wegbelijning die versleten is, weinig contrasteert of lange onderbrekingen heeft;
- op smalle wegen;
- ...
In dit geval blijven de zichtbaarheidsindicatoren van de strepen grijs op het instrumentenpaneel om aan te geven dat de functie niet gereed is om te waarschuwen (de strepen worden niet gedetecteerd). Deze functie is in geen geval een vervanging voor de oplettendheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder bij het manoeuvreren.
Inschakelen/uitschakelen
Auto’s met een navigatiesysteem
Op het bedieningsscherm 2 kiest u het menu “Voertuig”, “Hulp bij het rijden”, “Waarschuwing bij verlaten van rijbaan” en vervolgens “ON” of “OFF”.
Om direct naar het menu “Hulp bij het rijden” te gaan, drukt u op de toets 1 .
Auto’s zonder navigatiesysteem
Druk op de schakelaar 3.
Werking
Als de functie is geactiveerd, verschijnen de grijze zichtbaarheidsindicatoren 4 van de strepen links en rechts op het instrumentenpaneel.
De functie is gereed om te waarschuwen als:
- bij een snelheid hoger dan ongeveer 70 km/u;
en
- als de streepindicatoren 4 groen gekleurd zijn of, afhankelijk van de auto, als het stuurwiel trilt;
De bestuurder wordt gewaarschuwd:
- door een geluidssignaal of, afhankelijk van de auto, een trilling van het stuurwiel
- en de indicator van de overschreden streep verschijnt rood op het instrumentenpaneel.
Omstandigheden waarbij geen waarschuwingen worden gegeven
- De richtingaanwijzers zijn minder dan ongeveer 2 seconden aan geweest voordat de streep werd overschreden;
- de streep wordt zeer snel overschreden;
- er wordt continu over een streep gereden;
- bij het nemen van bochten maakt de functie het mogelijk om deze iets af te snijden;
- alarmknipperlichten ingeschakeld;
-...
Afstellen
Auto’s met een navigatiesysteem
Kies in het bedieningsscherm 2 “Voertuig”, “Hulp bij het rijden”, “Instel.rijbaan alarm”.
- Volume: het geluidsvolume van de waarschuwing in door een van de vijf niveaus te kiezen;
- stelt u in gevoeligheid de gevoeligheid van de streepdetectie door te kiezen uit:
- “laag” streep gedetecteerd bij overschrijding;
- “Gemiddeld” streep gedetecteerd bij naderen;
- “hoog” streep gedetecteerd in de buurt.
Auto’s zonder navigatiesysteem
- Druk bij stilstaande auto lang op de schakelaar 5 OK om naar het menu met de instellingen te gaan;
- druk de schakelaar 6 achtereenvolgens naar boven of naar beneden tot u bij het menu “Hulp bij het rijden” komt. Druk op de schakelaar 5 OK;
- druk de schakelaar 6 aherhaaldelijk omhoog of omlaag tot u bij het menu “Instel.rijbaan alarm” komt; druk dan op de schakelaar 5 OK.
- Volume: het geluidsvolume van de waarschuwing in door een van de drie niveaus te kiezen;
- stelt u in gevoeligheid de gevoeligheid van de streepdetectie door te kiezen uit:
- “laag” streep gedetecteerd bij overschrijding;
- “Gemiddeld” streep gedetecteerd bij naderen;
- “hoog” streep gedetecteerd in de buurt.
Bij een storing
Bij een storing verschijnt de boodschap “Controleer Lane departure” op het instrumentenpaneel en verdwijnen de zichtbaarheidsindicatoren van de strepen links en rechts van het instrumentenpaneel.
Raadpleeg een merkdealer.