Terug naar de lijst







binnenverlichting
binnenverlichting
Plafondverlichting voor 1

Met schakelaar 1 kunt u kiezen voor:
- een constant brandende verlichting;
- een verlichting die gaat branden als een van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, een van de vier portieren wordt geopend; Deze gaat pas uit als de portieren, waarop de verlichting reageert, goed gesloten zijn;
- een niet-brandende verlichting.
Kaartleeslampjes 2 en 3 voorin

(afhankelijk van de auto)
Druk op de schakelaar 2 of, afhankelijk van de auto, op de schakelaar 3 om het volgende in te schakelen:
- een constant brandende verlichting;
- een verlichting die gaat branden als een van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, een van de vier portieren wordt geopend; Deze gaat pas uit als de portieren, waarop de verlichting reageert, goed gesloten zijn;
- een niet-brandende verlichting.

Binnenlicht achter
(afhankelijk van de auto)

Met schakelaar 4 kunt u kiezen voor:
- een constant brandende verlichting;
- een verlichting die gaat branden als een van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, een van de vier portieren wordt geopend; Deze gaat pas uit als de portieren, waarop de verlichting reageert, goed gesloten zijn;
- een niet-brandende verlichting.
Kaartleeslampjes achter
(afhankelijk van de auto)

Met schakelaar 5 kunt u kiezen voor:
- een constant brandende verlichting;
- een verlichting die gaat branden als een van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, een van de vier portieren wordt geopend; Deze gaat pas uit als de portieren, waarop de verlichting reageert, goed gesloten zijn;
- een niet-brandende verlichting.
Verlichting dashboardkastje 6

Het lampje 6 gaat branden wanneer de klep wordt geopend.
Bagageverlichting 7

Het lampje 7 gaat branden bij het openen van de bagageruimte.
Raad
Door de portieren of de bagageruimte te ontgrendelen en te openen, wordt de getimede
verlichting van de instapverlichting en de interieurverlichting geactiveerd.
Binnenverlichting achter 8

Draai aan schakelaar 8 om het volgende in te schakelen:
- een constant brandende verlichting;
- een verlichting die gaat branden als een van de voorportieren of, afhankelijk van de auto, een van de vier portieren wordt geopend; Deze gaat pas uit als de portieren, waarop de verlichting reageert, goed gesloten zijn;
- een niet-brandende verlichting.
Bijzonderheden
Afhankelijk van de auto gaat door het ontgrendelen van de portieren met de afstandsbediening
de binnenverlichting enige tijd branden. Met het openen van een voorof achterportier
gaat de verlichting opnieuw enige tijd branden.
Daarna gaat de verlichting in het interieur en in de bagageruimte geleidelijk uit.
Er zijn verschillende tijdschakelingen voor het doven van de verlichting:
- na 15 minuten als een portier open is gebleven;
- na 15 seconden of, afhankelijk van de auto, 5 minuten als alle portieren zijn gesloten;
- bij het aanzetten van het contact.