VERWISSELEN VAN EEN WIEL
Auto met krik en wielmoersleutel
Verwijder de wieldop (indien van toepassing).
Draai de wielbouten iets los met de wielmoersleutel 2. Plaats deze zo dat u deze naar beneden kan drukken.
Begin de krik 3 met de hand vast te zetten om de kop goed onder de steun te plaatsen zo dicht mogelijk bij het betreffende wiel op de plaats gemerkt met een pijl 1.
Ga door met vastzetten om de onderkant van de krik goed neer te zetten (hij moet verticaal onder de auto staan en in één lijn staan met de kop van de krik ).
Draai de zwengel een paar slagen zodat het wiel vrijkomt van de grond.
Schakel de alarmknipperlichten in.
Parkeer de auto op veilige afstand van het verkeer op een horizontale, stroeve en stevige ondergrond.
Zet de parkeerrem vast en schakel een versnelling in (eerste of achteruit, of P bij een automatische transmissie).
Laat alle inzittenden uitstappen en houd hen op veilige afstand van het verkeer.
Als u de auto heeft stilgezet in de berm van de weg, moet u de andere weggebruikers waarschuwen door middel van de gevarendriehoek of op een andere, in het land waar u bent, voorgeschreven manier.
Om verwondingen of schade aan de auto te voorkomen, draait u de krik uit tot het te vervangen wiel zich op maximaal 3 centimeter van de grond bevindt.
Draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf. Gebruik voor auto’s met aluminium velgen, de boutgeleider uit het gereedschap voor het loszetten van het laatste stuk en het vastzetten van het eerste stuk van de wielbouten.
Plaats het reservewiel op de naaf en draai het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten samenvallen.
Controleer of het wiel goed tegen de naaf is gedrukt.
Laat de krik zakken.
Als het reservewiel eigen bouten heeft, mag u deze bouten uitsluitend gebruiken voor het reservewiel.
Als het wiel op de grond rust, zet u de bouten goed vast, en moet u het vastzetten en de bandenspanning van het reservewiel zo snel mogelijk laten controleren.
Antidiefstalbouten
Als u antidiefstalbouten gebruikt, moet u deze bouten zo dicht mogelijk bij het ventiel plaatsen (risico dat de wieldop niet gemonteerd kan worden).
Auto met waarschuwing bij verlies van bandenspanning
Bij te lage bandenspanning (lekke band, lage spanning, enz.) gaat het controlelampje op het instrumentenpaneel branden. Raadpleeg “Waarschuwing bij verlies van bandenspanning” in hoofdstuk 2.
Als u merkt dat een band lek is moet u direct stoppen en het reservewiel monteren.
Een lekke band moet zo snel mogelijk worden gerepareerd en vóór terugplaatsing door een deskundige worden onderzocht.