Displays en meters
Displays en meters
Instrumentenpaneel A

Dit gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld. Het oplichten van sommige
controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u de inhoud en de kleuren van uw instrumentenpaneel naar
eigen keuze instellen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.


Snelheidsmeter 1
Multimedia-informatie 2
Afhankelijk van de auto kunt u informatie weergeven van het multimediascherm (kompas,
telefoon, navigatie enz.) OF informatie van de boordcomputer.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.
Geschatte actieradius met de resterende brandstof 3
Brandstofpeilmeter 4
Als het minimumpeil is bereikt, licht het waarschuwingslampje
in de meter oranje op en klinkt een geluidssignaal. Ga zo snel mogelijk tanken.
Boordcomputer 5
Toerenteller 6
(schaal x 1000)
Afhankelijk van de geselecteerde specifieke instellingen verschijnt het mogelijk niet.
Koelvloeistoftemperatuurmeter 8
Bij normaal gebruik moet de aanwijzer 8 vóór zone 7.blijven.
Bij intensief gebruik kan de indicator in de buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het controlelampje
verschijnt, samen met een bericht op het instrumentenpaneel en een piepsignaal.
Instrumentenpaneel B

Dit gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Het oplichten van sommige controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.
Afhankelijk van de auto kunt u de inhoud en de kleuren van uw instrumentenpaneel naar
eigen keuze instellen.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de uitrusting voor meer informatie.

Snelheidsmeter 9
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl varieert het display.
Toerenteller 15
(schaal x 1000)
Deze wordt op een andere manier weergegeven volgens de gekozen instelling op het instrumentenpaneel.
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl wordt deze mogelijk niet weergegeven.
Boordcomputer/multimedia-informatie10
Afhankelijk van de auto kunt u informatie weergeven van het multimediascherm (kompas,
telefoon, navigatie enz.) OF informatie van de boordcomputer.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.
Koelvloeistoftemperatuurmeter 11
Bij normaal gebruik moet de aanwijzer 11 vóór zone 12.blijven.
Bij intensief gebruik kan de indicator in de buurt van de zone komen.
Dit is alleen ernstig als het controlelampje
verschijnt, samen met een bericht op het instrumentenpaneel en een piepsignaal.
Geschatte actieradius met de resterende brandstof 13
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter GEGEVENS VAN DE REISgereden te hebben.
Brandstofpeilmeter 14
Als het minimumpeil is bereikt, wordt het waarschuwingslampje
dat is opgenomen in de meter oranje en klinkt er een geluidssignaal.
Ga zo snel mogelijk tanken.


Richtingaanwijzers 16 en 20
Waarschuwingslampje 17
Controlelampje 18bij te lage bandenspanning
Waarschuwingslampje airbag 19
Waarschuwingslampje 21parkeerrem of elektronische parkeerrem
Waarschuwingslampje detectie 22 "Handen niet aan het stuur"
Waarschuwingslampje 23 Onmiddellijk stoppen
Bijzonderheden van de E-Tech full Hybrid-versies

Dit gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Het oplichten van sommige controlelampjes gaat vergezeld van een boodschap.
Melding die aangeeft dat het voertuig klaar is om te rijden 24
Het bericht READY verschijnt als het contact wordt ingeschakeld en verdwijnt als de auto sneller rijdt
dan 5 km/u.
Snelheidsmeter 25
Afhankelijk van de geselecteerde rijstijl varieert het display.
Resterend laadpeil 26 "230V"-accu
Batterij bijna leegBij extreem gebruik op lage snelheid kan het laadniveau van de accu zakken tot een
laag niveau.
Het waarschuwingslampje 27 brandt geel om u te waarschuwen.
Het vermogen van de elektromotor wordt beperkt om te zorgen dat het E-Tech Full hybrid systeem correct werkt, totdat het laadniveau van de tractiebatterij voldoende is.
Kies voor een soepeler rijstijl of stop de auto, indien mogelijk, zonder het contact
uit te schakelen tot het waarschuwingslampje 27 weer blauw wordt.
Drempels van onmiddellijke stilstand
Bij extreem en langdurig gebruik van het voertuig (bijv. slepen of rijden op steile
hellingen of ruig terrein) met snelheden lager dan 10 km/u), kan het laadniveau de
drempelwaarde voor onmiddellijke blokkering bereiken.
Er klinkt een pieptoon en het rode controlelampje
verschijnt.
Als het laadniveau blijft dalen, wordt het elektrische bereik niet meer getoond.
Stop indien mogelijk het voertuig, als de verkeersomstandigheden het toelaten.
Laat de verbrandingsmotor draaien totdat de waarschuwingslampjes verdwijnen.
Dit is nodig om de tractiebatterij op te laden.
Waarschuwingslampje 28 elektrische bedrijfsmodus
Dit verschijnt als het voertuig enkel wordt aangedreven door de tractiebatterij.

Energie-indicator 29
Verbruiksmeter 30

Geselecteerde rijmodus 31
Tripcomputerzone of multimedia-informatiezone 32
Geschatte actieradius met de resterende brandstof 33
Deze waarde wordt aangegeven na 400 meter GEGEVENS VAN DE REISgereden te hebben.
Brandstofpeilmeter 34
Als het minimumpeil is bereikt, licht het waarschuwingslampje
in de meter oranje op en klinkt een geluidssignaal.
Vul de tank zo snel mogelijk, ongeacht het resterende laadniveau.
Als het voertuig geen brandstof meer bevat, tankt u minimaal 8 liter brandstof.
Anders blijft de hybride modus onbeschikbaar.

Temperatuurweergave 36 verbrandingsmotor

Druk op schakelaar 37 om toegang te krijgen tot de wereld "Voertuig" 35 en druk vervolgens herhaaldelijk op schakelaar38 of 39 totdat display 36 wordt weergegeven.
Waarschuwing minimumpeil motorolie

Bij het starten van de motor waarschuwt het display op het instrumentenpaneel als
het minimum oliepeil is bereiktMOTOROLIE.
Bij de eerste waarschuwing kunt u deze laten verdwijnen door op de schakelaar 40 "OK" te drukken.
De volgende waarschuwingen verdwijnen automatisch na ongeveer 30 seconden.
Instrumentenpaneel in mijlen

(mogelijkheid om over te gaan op km/u)
Als het voertuig stilstaat en de motor is ingeschakeld, selecteert u in het multimediascherm
41 de modus "Voertuig"-wereld", druk op het menu "Instellingen", daarna op "Eenheden".
Kies tussen km/h of mph.
De snelheidsmeter en sommige afstandsinformatie die op het instrumentenpaneel is weergegeven,
worden geconverteerd.
Om terug te gaan naar de vorige eenheid, gaat u op dezelfde manier te werk.
Opmerking: in beide gevallen gaat de boordcomputer, als de accu is uitgeschakeld, automatisch
terug naar de oorspronkelijke eenheid.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het multimediasysteem voor meer informatie.
Raad
Om bepaalde rijhulpfuncties te kunnen gebruiken, dient u de meeteenheid op het instrumentenpaneel
te wijzigen zodat u de juiste informatie krijgt als u rijdt in een land waar de snelheidseenheid
verschilt van de standaard instelling op uw auto.
WAARSCHUWING
Voer deze aanpassingen uitsluitend uit als de auto stilstaat.